Zeven gemiste oproepen
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Vriendelijk groeten we de mensen van de politieboot die naast ons bootje in de haven ligt. Veiliger dan hier kan onze boot niet zijn. Snel steken we de rivier over, want in de verte zien we een sliert vrachtschepen aankomen. Het lijkt altijd dat je nog alle tijd hebt, voordat ze bij je arriveren, maar schijnt bedriegt. Dat hebben we met (bijna) schade en schande geleerd.
Als de schepen ons passeren deinen we nog enige tijd heftig op de door hen veroorzaakte golven. Dan varen we de oude werkhaven in waar ik L. afzet. Hij zal over de dijk de vroegere polder rondlopen en in een poging vandaag een bok te schieten. Ik geniet telkens weer van het unieke van deze jacht, een ervaring die ik al met vele gasten kon delen. Zo’n jacht hebben is rijkdom.
Zelf vaar ik nog een stukje door en meer de boot aan. Spulletjes op de kant. Snel de buks uit het foedraal, patronen erop. Voorzicht klim ik de dijk op. In de verte zie ik een geit met kalf, langzaam trekken ze van mij weg en verdwijnen in de dichte dekking van bosschages langs de rivier.
Het biedt mij de gelegenheid om zonder wild te verstoren naar een punt te lopen, vanwaar ik denk L. te kunnen zien op zijn rondje. Zelf zou ik zo’n rondje altijd aan de onderkant van de dijk lopen. Dat biedt meer dekking en daardoor ook meer kans om ongezien het wild te benaderen. Het lopen is daar natuurlijk zwaarder en kost ook meer inspanning, maar áls het lukt is de jachtbeleving des te groter, vind ik.
Maar L. kiest, zo kennen we hem, niet voor de moeilijke, maar voor de makkelijke weg. Ik ben benieuwd of hij op die manier succes zal hebben. En dat terwijl L. zou beter moeten weten. Hij is niet alleen een ervaren jager, maar heeft in zijn opvoeding de tekst van Mattheüs vast en zeker meegekregen.
Half in de dekking staande, kan ik alles goed overzien. De jong volwassen bok die bij mij langs wil trekken ziet mij niet. Hoewel de wind niet helemaal jofel staat, krijgt hij kennelijk toch geen verwaaiing. Het is een mooi gebouwde zesender. Een toekomstbok, die ik niet alleen daarom spaar, maar ook om de kansen van L. niet te verstoren.
L. lijkt er een soort gewapende wandeling van te maken. Het heeft niets met bersen te maken. Hij stapt maar door, kijkt niet op of om. En dat laatste lijkt hem te gaan opbreken. Als hij wel af en toe om zich heen had gekeken, had hij de recreanten achter hem gezien. Die hadden kennelijk hun boot ergens aangelegd en liepen met hun hond hetzelfde parcours als L.
Ik bel hem om hem op te hoogte te brengen, vooral vanwege het veiligheidsaspect. De telefoon gaat over en over; voicemail. Dat is lekker, mopper ik en probeer het -tevergeefs- nog een keer.
Ik zoom nog eens in met de kijker, langzaam zie ik de wandelaars L. naderen. Wat eerder een 500 meter was, slinkt in tamelijk korte tijd tot zo’n 400 meter. Dat wordt niets, denk ik, een bok kan L. zowel vergeten.
Opeens zie ik hem, niet zo heel ver bij mij vandaan, een volwassen bok. Ik bedenk mij dat als L. nou een beetje sneller doorloopt, hij niet alleen voor de wandelaars uit blijft, maar mogelijk ook een kans op deze bok heeft. Nog maar eens: telefoon-bellen-voicemail.
De bok, een prachtig exemplaar, een zwaar geparelde zesender. Ik zou natuurlijk voor mijn eigen kans kunnen gaan, maar gun L. deze bok. Als hij nou maar eens zijn telefoon opnam…
Ik doe een vierde en even later een vijfde poging en telkens gaat de telefoon over, maar weer geen antwoord en uiteindelijk kom ik steeds in zijn voicemail. Inspreken doe ik niet; als hij ziet dat ik gebeld heb zal hij vast wel terugbellen en kan ik hem over de laatste stand van zaken informeren.
De bok is inmiddels op minder dan 100 meter bij mij vandaan. Hij verheft zich en staande op zijn achterlopers ranselt hij de takken van een meidoorn. Ik zag zoiets pas één keer eerder. Het zijn -denk ik- niet de minste bokken die dat doen. Kennelijk willen zij hun geurvlag zo een maximaal bereik geven.
De bok vindt het kennelijk genoeg, want hij gaat de dijk af en verdwijnt uit mijn zicht. Als L. nou eens zou antwoorden, dan kan ik hem vertellen dat de bok nu ergens onderaan het talud loopt, op minder dan 200 meter bij hem vandaan.
En weer gaat de telefoon over en over en weer eindigt het met zijn voicemailbericht.
Ook lekker, denk ik. Heb ik mijn kans niet benut om hem een in de gelegenheid te stellen en nu sta ik met lege handen en hij…
Met donders geweld loopt een reebok, dé reebok zie ik, langs mij heen. Kennelijk heeft hij de aanwezigheid van L. meegekregen en maakt zich uit de voeten om een stuk verder in de dekking nog even te schelden.
L. zie ik ook niet meer, kennelijk is hij op het laatst toch nog onder aan het talud gaan lopen. Mogelijk om te voorkomen dat ik anders kan zeggen dat hij er zich met een Jantje-van-Leiden van heeft afgemaakt. Wat hij deed was geen jagen, maar een beetje wandelen.
Het duurt en het duurt, zodat ik nog maar eens probeer om hem te bellen. Dit keer niet om hem te waarschuwen of hem aan een kans te helpen, maar om te weten waar hij uithangt en aan het doen is. Ik moet ook aan mijn eigen veiligheid denken. Precies als zijn telefoon overgaat, zie ik L. weer. Hij is de dijk opgeklommen en komt mijn richting uit. Hij zwaait naar mij en ik beëindig het gesprek.
“Ik heb niets gezien, Theo, maar wel genoten. Wat een prachtig veld heb je hier. Het is jammer dat ik niets heb kunnen schieten, maar ja, ook dat is jacht”.
Ik doen er het zwijgen toe en samen lopen we naar de boot. De koelbox gaat open, een drankje en wat snacks, het hoort bij ons jagen. “En jij, heb jij nog wat gezien?” vraagt L. mij. Ik vertel over de bok die ik bij mij had toen we nog maar net begonnen waren. En natuurlijk over de bok die voor hem uit had gelopen. “Dat is jammer, als ik die wel gezien had zou ik dus een kans gehad hebben, denk je”.
Die laatste zin spreekt hij uit terwijl hij zijn telefoon uit zijn jaszak opdiept. Verbaasd kijkt hij op: “Verrek, zeven gemiste oproepen…”.
©TheoM