Wat een knal!

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Een reusachtig vliegtuig stijgt vlak boven mijn hoofd op. En een paar minuten daarvoor ook al zo’n joekel. En een lawaai dat die krengen maken, ongelooflijk. Maar het wild is er niet van onder de indruk, ze kijken niet op of om.
Dat herinner ik mij ook van de jacht in B. pal naast de startbaan van één van de militaire luchtmachtbases in Duitsland waar ik jaren terug deel uitmaakte van een jachtcombinatie. En die straaljagers maakten nog veel meer lawaai dan de burgervliegtuigen hier. Oorverdovend was het geluid tijdens trainingen in het doorstarten. Dan ben je toch blij als je daar als jager je gehoorbescherming meestal gebruiksklaar hebt.

Tijdens een avondaanzit werd één van onze combinanten daar trouwens ook nog eens op de kansel bezocht door ‘die Polizei’, hetgeen bepaald geen vriendelijk bezoek was. Het was dat hij zijn zoontje bij zich had, anders hadden ze hem hoogstwaarschijnlijk zelfs meegenomen naar het bureau voor nader onderzoek.

Het was ook niet erg slim wat hij die dag had gedaan. En ik vond het alleen maar voor de veiligheidsdiensten en de opsporingsinstanties pleiten dat ze hem hadden gezocht en ook nog getraceerd. Die ‘Fliegerhorst’ werd namelijk gedeeld met de Amerikanen, die daar ook nog wat kernwapens in de opslag hadden. Maar daarover mocht niet worden gepraat, net zoals bij ons over ‘Volkel’, maar het was inmiddels wel een publiek geheim.

Maar net als in Nederland werd daar bij die Duits/Amerikaanse basis jaarlijks een antikernwapendemonstratie gehouden. Die combinant was daar toen met zijn zoontje eens een kijkje bij gaan nemen. Tja, een auto met Nederlands kenteken bij zo’n demonstratie in Duitsland, leidde ongetwijfeld tot het natrekken van het kenteken. En dan gaat het balletje rollen; wie is het, wat voor type is het, de ontdekking dat hij de beschikking over geweren heeft… Hoe ze uiteindelijk het spoor zo konden uitwerken dat ze hem in zijn kansel konden traceren, weet ik niet. Maar dat het superieure speurneuzen waren staat wel vast.

Maar goed, dat was toen. Nu ben ik hier, op een prachtige jacht, met name op damwild, dat hier in zeer groten getale voorkomt. In een groot moeras- en bosgebied van de ‘Landesforst’, is het een werkelijk een perfect georganiseerde ‘Drückjagd’, waar ik eerder al enige keren te gast mocht zijn

Gistermiddag ben ik met wat jachtmaten al gearriveerd, ’s avonds heerlijk en geanimeerd gegeten en daarna geslapen in een heus ‘Jagdschloss’. De Hogere Landadel had daar eeuwenlang hun onderkomen tijdens hun ‘heerlijke jachten’ tot de ‘Nationalsozialisten’ het slot in de dertiger jaren overnamen. 



Ja, jagen mag dan volgens DeJacht.nl een bedachtzaam gebeuren zijn, welke veelal plaats vindt in koude, winderige polders en herfstige bossen, let dan vooral op het woordje veelal. Want er zijn soms ook andere momenten. Jagen is immers het gebruik maken van de gelegenheden die de jacht je biedt. En een groots diner en overnachten in een heus jachtslot is dan ook een kans die je ten volle moet benutten.

De dag begon met de verzameling van de geweren en drijvers, die daartoe door de jachthoorns waren opgeroepen. De toespraak van de ‘Jägermeister’, veiligheid en weidelijkheid, gevolgd door de vrijgave: kaal damwild, de spitsers tot oorhoogte, alle varkens tot 50 kg. en alle roofwild.
Daarna werden de geweren in groepjes van 3-5 man door een ‘Ansteller’ per auto naar hun post gebracht.

Als ik aan de beurt ben loopt de brave man nog een tiental meters met mij mee om de plek te wijzen waar ik moet zijn. Met een ‘Waidmannsheil’ gaat hij daarna terug naar zijn auto en rijdt door. Langzaam loop ik in de richting die hij mij aanwees, er is nogal wat opslag en het duurt even voor ik mijn drukjachtbok zie staan; precies daar waar de opslag ophoudt en een weide begint waar slechts een paar struiken op staan. Het is een perfecte plek, lijkt mij. 

Net als ik mijn voet op de eerste trede van de ladder wil zetten hoor ik iets achter mij. Ik draai mij om in de verwachting dat het de ‘Ansteller’ is die mogelijk vergeten is mij nog aanvullende instructies te geven.

Maar dit heb ik nog nooit meegemaakt: zo’n 10 meter achter mij loopt een hinde met kalf, precies daar waar ik eerder gelopen had. De hinde had mij kennelijk eerder niet bemerkt, onbegrijpelijk, maar nu wel. Onbeweeglijk staat ze, zekert ze. Het kalf dicht tegen haar aangedrukt. Het is een pracht gezicht. Dan springen ze af, dwars door de opslag heen. 

Pas op de kansel doe ik, conform de veiligheidsinstructie, de patronen op mijn buks. Kussentje uit mijn rugzak, want het wordt een lange zit. Gehoorbescherming op en aan.
Verrekijker, lunchpakket en thermoskan onder handbereik.

Na een kwartiertje zie ik in het bos vóór mij af en toe iets in oranje.  Kijker erbij: het zijn de drijvers die door een rustige loop kriskras door het veld moeten proberen het wild op de lopers te brengen. Zodoende zal zich dat dan niet (hoog)vluchtig aan de jagers op hun posten presenteren. De kansels staan allemaal ruim uit elkaar, het wild heeft ook alle kansen.

Dat blijkt wel, want even later zie ik damwild. Niet vóór de drijvers uit, nee, ze lopen -op enige afstand- in het kielzog van die drijvers. Net als eerder de hinde en kalf achter mij. Even fantaseer ik getuige te zijn van het begin van een vorm van natuurlijke selectie, maar voorlopig hou ik het nog op toeval.

Dan buigt de roedel af en komt de weide voor mij op, nog veel te ver, ca. 300 meter. De leidhinde voorop, gevolgd door een treintje, alles in rustige draf. Het zijn er zeker 40 dammen; volwassen hindes, jaarlingen en kalveren. Er lopen ook een paar herten bij met enorme geweien. 
Op de weide buigt de leidhinde weer wat af en de roedel komt nu iets mijn richting uit. De afstand bedraagt inmiddels zo’n 200 meter. Maar als ze zo in die richting doorgaan komen ze niet dichter bij mij en zullen ze straks in het bos links van mij verdwijnen. 

Ik ga door de knieën en opgelegd neem ik een kalf onder schot. Het zou moeten kunnen…
Toch schiet ik niet, want ik zou dan min of meer in de richting schieten waar de drijvers inmiddels verdwenen zijn. Veiligheid voor alles.

In het bos links van mij is de roedel even later nog meer mij kant uitgekomen. Op een kleine 100 meter trekken ze langzaam door, inmiddels in de opslag. Het is nu geen mooi treintje meer, soms lopen er vanuit mijn positie twee of drie naast/achter elkaar. Ik richt wel, maar schiet niet. Het is mij van jongs af ingepeperd: van jong naar oud en van zwak naar sterk. Die keuze kan ik hier niet maken; telkens heb ik even aanblik, dan weer even niet. Schieten zou kunnen, maar jagen niet.

Ik kijk de laatste dammen na, die doortrekken in de richting van het pad waar ik eerder ben afgezet. Tijd voor een bakkie, denk ik. Net als ik de thermoskan heb gepakt zie ik ze aankomen. Een hinde met kalf. Zijn het dezelfde twee als net, achter mij? Maken ze er een gewoonte van om te achtervolgen? Ze lopen immers nu bijna exact het spoor dat eerder de roedel liep. 

In plaats van mijn thermoskan, pak ik mijn buks. Ga ik weer door de knieën en positioneer mij zo, dat ik opgelegd kan schieten. De hinde loopt nu bij een paar struiken daar in het midden van de weide, het kalf rustig achter haar aan. 

Precies bij die struiken staan ze stil. Ik heb de hinde vrij in zicht, het kalf niet, Dat staat voor mij nog achter de struiken. De spanning bouwt zich in mij op. Elk moment kan het kalf ook vrijkomen… Mijn hartslag gaat omhoog, een beginnende kramp in mijn hamstring signaleer ik wel, maar voel ik bijna niet. De rode punt van mijn richtkijker staat op het blad van de hinde. Maar nee, eerst het kalf. Maar dat staat nog steeds achter die struiken daar. Als ze langzaam in beweging komen, dan heb ik alle tijd. Maar als ze anders besluiten moet ik klaar zijn om snel… Spanning, wat een spanning, elk moment, nu kan elk moment…
Nou, op dat moment dendert er weer zo’n vliegtuig heel laag over ons, met onvoorstelbaar lawaai. Alles dondert en trilt. Maar het wild, dat is er niet van onder de indruk. Ze kijken niet op of om. 

Ik klem de buks nog eens extra vast, haal diep adem, heb de rode punt van de kijker op de plek waar ik het kalf verwacht en dan, dan opeens…



Ik schrik mij rot. 
Wat een geweldige knal daar achter mij. Het is alsof een auto tegen een boom is gereden. Zal de ‘Ansteller’ van het pad geraakt zijn? Met zijn auto een boom geramd hebben? Om te kunnen zien wat er gebeurt kan zijn, kom ik overeind.

Op het pad zie ik geen verongelukte auto, maar twee grote Schauflers. Mogelijk liepen zij zojuist nog in de roedel die mij links passeerde. Zij aan zij lopen ze nu. Ze staan stil, doen een paar passen achteruit en rammen op elkaar in. Weer is het net zo’n reusachtige knal als hun geweien elkaar raken. Weer lopen ze zij aan zij, nu de andere kant op. Het tafereel herhaalt zich. Stoppen, afstand nemen, op elkaar inspringen: knal. 

Ik kijk weer naar de hinde en het kalf; zullen die door deze knallen wel verontrust zijn? Nou, dat zal ik nooit meer te weten komen, want ze zijn als van de aardbodem verdwenen.

Weg is mijn kans. Is dat jammer? Ja, maar ik had het niet willen missen, de gebeurtenissen van het afgelopen half uurtje. De ‘achtervolging’, de aanblik, de aanloop, mijn -bijna- kans en de klappen die de herten elkaar uitdeelden. Nooit zag ik dat laatste zo eerder en zeker niet nu de bronst al bijna ten einde is.

De buks verruil ik nu maar even voor de thermoskan, kwestie van je rust proberen te pakken als het zich aandient. De drift duurt nog bijna tweeënhalf uur. Mijn kans komt nog wel.

©TheoM
één moment...