Op de bok
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
“Als je zin en tijd hebt, kan je nog wel proberen een bok schieten”. Zin, heb ik altijd en tijd maak je in zo’n geval natuurlijk ook. En zo zit ik in een vroege ochtend in mei achter een schermpje. Nou ja vroege ochtend, eigenlijk is het nog nacht.
De maan is langzaam bezig om te gaan slapen, af en toe doet ze zelfs de gordijnen dicht. Ik hoop maar dat er straks geen regen uit gaat vallen, want daar ben ik niet opgekleed. Wel ben ik dit keer optimaal gekleed voor de reeënjacht. Het is camouflage all-over. Broek, jas, handschoenen, pet. En -ik was hem een tijdje kwijt, maar gelukkig weer gevonden- mijn camouflagegezichtsmasker.
Ik weet niet precies hóe goed ze kunnen zien, de reeën, maar wel dat ze bijna elke beweging waarnemen. Daarom is de camouflage een bijna noodzakelijk middel als je in de omgeving op wil gaan.
Een bok vrij, zonder restricties, want ik zit hier niet al te ver van een doorgaande weg. Toen we twee jaar geleden hier in de provincie gedoe hadden over de ontheffing, was deze plek op een gegeven moment gekwalificeerd als hotspot in verband met de verkeersveiligheid. Toen kon afschot weer wel, maar die vrijgave kwam zo laat af, dat de meeste bokken hun territorium hadden ingenomen, van bokkenafschot kwam niet veel meer en de geiten waren toen niet vrij.
Onbegrijpelijk dat de provinciale overheden niet zijn staat zijn om tijdig ontheffingen te regelen die ook nog eens de rechterlijke toets kunnen doorstaan. En als een faunaplan en de besluitvorming door FBE en Provincie voortdurend juridisch onderuitgehaald kunnen worden door anti-jacht-groeperingen, dan kan het nauwelijks wat worden als -zoals de KNJV bepleit in haar standpunt over duurzaam reewildbeheer : “Het planmatige reewildbeheer zou verder gespecificeerd moeten worden in het wildbeheerplan van de WBE. Zo’n wildbeheerplan is de uitwerking van het faunabeheerplan op niveau van de wildbeheereenheid”.
Ik heb veel geloof in en respect voor de jacht technische deskundigheid op het niveau van een WBE, maar zit er overal voldoende, nee zelfs betere juridische kennis dan nu in de FBE, in al die 300 WBE’s? Zullen die plannen door de anti-jachtbeweging niet aangevochten gaan worden? En dan al die rechtszaken die vast en zeker gaan komen? Veel gedoe, veel kosten, zo voorspel ik, maar geen reeënjacht.
Ik betoogde ooit dat je je druk moet maken over zaken waar je invloed op hebt. Op de afschaffing van de jacht hebben wij jagers geen invloed meer, lijkt het. Toch nam ik plichtsgetrouw deel aan de Internetconsultatie onder het weinig weidelijke motto: ‘niet geschoten is altijd mis’. Maar of het wat brengt? Alles voorbij, bijna voorbij?
Ik wis mijn gedachten, want reeënjacht, daarvoor ben ik hier. Zo zit ik daar dus, op mijn stoeltje achter mijn schermpje. Het is even na vijf uur en het begint in het oosten te schemeren. De maan staat nogal laag, schuin voor mij in het westen als een grote gele kaas, af en toe door bewolking afgeschermd.
Kraaien laten zich, zoals vaak ruim voor zonsopgang horen, net als de merels. Even later kan ik als de eerste aalscholvers zien die richting de zee vliegen. Weer wat later de lepelaars, richting de polder. Een rondschuimende kat in de verte. Even later weer één, nu dicht bij mij, moordenaars zijn het. Ze zijn ver van huis op jacht, maar ja, deze predatoren mogen we hier niet bestrijden, Daar is de Vogelbescherming niet voor, alles voor een pluim in de publieke opinie van hun leden, alles voor hun contributiegelden.
Het eerste stuk reewild dat ik met behulp van mijn Lahoux zie, helpt mij om in de jachtmodus te komen. Het is een hoog drachtige geit, die opeens op het veld staat. Elke jager herkent het: je zit voortdurend de omgeving te scannen en dan, opeens, zijn ze er. Alsof ze daar uit de grond omhoog zijn gekomen. Langzaam loopt ze laveiend van mij af en ze verdwijnt langzaam in de bosschages tegenover mij.
Ik zie een plukje kraaien bij elkaar in het gras. Met de kijker zie ik iets bruins in hun midden. Het zal wel een jonge haas zijn die daar wordt verorberd. ‘Hallo Minister! Hazenprobleem? Nee kraaienprobleem!”
Het lukt mij maar moeilijk om uit de moppermodus te komen, maar ja, er is ook zoveel om over te mopperen. Cynisch? Nee, realistisch!
Een treintje hazen maakt duidelijk dat er weer gewerkt wordt aan een volgende worp door het moertje dat daar vermoedelijk door rammelaars wordt achtervolgd, want ik heb wel eens gelezen dat er in zo’n treintje soms meerdere moertjes kunnen zitten.
Het is inmiddels bijna half zes, de maan staat nog laag boven de horizon en de opkomende zon geeft heel langzaam steeds meer licht. Maar de maan lijkt van kleur te zijn veranderd, hij is niet meer geel maar meer roodachtig.
Ver weg zie ik een bruine vlek, het is vast reewild. Maar het duurt toch nog even voor de duisternis zover is verdwenen dat ik kijkend door de kijker daarover zekerheid heb. Sterker nog: door de kijker zie ik er dan drie. Het is een geit met twee kalveren. Het zijn de eerste kalveren die ik hier dit jaar zie. Dat is altijd weer een prachtig moment.
Ik zie nog een vos schuimen, maar ja, de ontheffing is ingetrokken! Logisch hè. Het is maar te hopen dat de reekalveren geen prooi van deze schuimer worden.
Een uurtje later is het tijd om op te breken en thuis zie ik op het journaal wat ik ook, maar dan min of meer onbewust, in het veld heb meegemaakt. Er was zojuist een maansverduistering. Dat natuurverschijnsel vindt plaats op het moment dat de zon, de aarde en de maan exact op één lijn staan, waardoor de schaduw van de aarde op de maan valt, zo hoor ik. Op Terschelling was deze complete maansverduistering het best te zien, ook omdat daar minder bewolking was dan hier. Het is een redelijk zeldzaam verschijnsel, want de volgende complete verduistering is pas 20 december 2029.
Even later gaat de telefoon, het is G. die vraagt hoe het was, of ik wat heb kunnen schieten. Ik antwoord: “Geschoten? Nee. Genoten? Ja!”
©TheoM