Hoe word je jager? Nou, zoals Gertje is één van de manieren.

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Elk jaar bijna 1.000 (duizend!) nieuwe cursisten voor de jachtopleiding. Het verdienmodel van de SJN, het scholingsinstituut van de KNJV draait er wel bij.
En in 2020, een nieuw record, lees ik in een persbericht van de KNJV. Maar liefst 1.010 cursisten schreven zich toen in. Compleet volgeboekt. En, een mooi puntje: de jagerswereld verjongt en vervrouwt; ca. 50% van de cursisten is een jongere en ca. 15 % is vrouw. 

Van die lichting gingen in 2021 ruim 900 op voor het examen. Op het examen in het voorjaar slaagde 42 % totaal en op het examen in september slaagde 50%, zo lees ik op de site van de SJN.

Ik krijg niet scherp hoeveel dat er nu in personen zijn, dus sloeg eens aan het rekenen. Het is vast niet correct, maar het geeft meer dan een indicatie, denk ik. ’Nu weet ik niets, maar met ongeveer weet ik meer’.

42% van >900 zal ca. 400 totaal geslaagden zijn. Dus ruim 500 cursisten slaagden eerste keer niet totaal en zijn mogelijk voor het restant opgegaan voor (her)examen en er slaagden toen 50% totaal. Mogelijk weer 250 mensen, die zich bij de 400 kunnen voegen die voor het eerste examen slaagden.
Globaal dus een start met 1.000 cursisten, na een jaar 650 geslaagden, de potentiële instroom van nieuwe jagers. 

Het zal voor eenieder duidelijk zijn dat er voor die 650, dat aantal is dus niet éénmalig, maar bijna jaarlijks, geen ‘markt’ is. Misschien is het goed om adspirantcursisten daarop te wijzen voor zij zich definitief inschrijven. Het voorkomt veel teleurstelling en frustratie. Want die is er; ‘nu heb ik mijn diploma, misschien zelfs al mijn jachtakte, maar hoe kom ik nu aan het jagen?’. 

Het opzetten van een mentorschapsproject dat de KNJV in 2016 lanceerde voor beginnende jagers, waarmee zij ‘beginnende jagers wil helpen met netwerken in de jagerswereld om ervoor te zorgen dat deelnemers zoveel mogelijk toegang hebben tot jacht, beheer en schadebestrijding, onder begeleiding van ervaren, vakkundige mentoren’, is een lovenswaardig initiatief, maar natuurlijk ook slechts een druppel op een gloeiende plaat.

En toch lijkt er behoefte aan te zijn, er is zelfs een commercieel bureau dat in mentorplaatsen bemiddeld. Weer een verdienmodel.  Fijn natuurlijk ook voor die beginnende jagers die zo de kans krijgen om ervaring op te doen, maar toch…

En er zijn ook individuele jagers die gaarne bereid zijn om een groenling in het jachtwezen een beetje wegwijs te maken, want zoveel is wel duidelijk: het halen van je jachtdiploma maakt je nog geen jager. Daar komt meer voor kijken.

Als de markt jaarlijks overspoeld wordt door mensen die die markt willen betreden, dan is het logisch dat er frictie ontstaat. Aanmelding bij een WBE wordt hen vaak geadviseerd, maar daar zijn de posities natuurlijk ook allang vergeven en daarbij komt ook nog eens bij dat het areaal van jachtgronden niet groeit. Nee, dat krimpt. Niet alleen door de verstedelijking, maar ook doordat terrein beherende organisaties als Natuurmonumenten en Landschappen een ander beleid ten aanzien van de jacht hebben ontwikkeld. Geen jacht tenzij…, alles voor het meedrijven op het sentiment van leden en sponsors.

Dat tenzij wordt overigens wel heel flexibel ingevuld, want Staatsbosbeheer laat bijvoorbeeld cursisten van de grofwildcursus wel toe om ervaring op te doen. Tegen betaling dat spreekt bijna voor zich. En niet tegen een symbolisch bedrag, hoor. Nee, deelname aan zo’n cursus vereist bijkans een bovenmodaal inkomen. Alweer een verdienmodel.

Uitwijken naar het Buitenland dan maar? Nou, dat is daar ook al lang bekend, want de pachtprijzen in met name Duitsland stijgen. Soms zelfs in die mate dat Duitse jagers met een smalle(re) beurs uit die markt gedrukt worden. Zo maken we als Nederlandse jagers daar geen vrienden. 

Alternatief kan dan de georganiseerde drukjachten in die landen zijn. 
Drukjachten zijn een effectieve manier om de noodzakelijke en gewenste getalsreducties te bereiken, maar het is een jachtvorm die zich natuurlijk bijna alleen richt op één element van het jachtbedrijf, namelijk het schot. Alles daarvoor en daarna, zoals bijvoorbeeld de tellingen, de selectie, al het ‘hegen und pflegen’ in het veld, het bouwen van drukjachtbokken, het ontweiden enzovoort, wordt natuurlijk door anderen gedaan. 
En de prijzen om aan zo’n drukjacht mee te kunnen doen stijgen, met als gevolg dat je steeds meer gele kentekenplaten op die jachten ziet. Duitsers wijken als ze de mogelijkheid hebben steeds meer uit naar die drukjachten waar buren elkaar over en weer uitnodigen. Kleiner, vaak met mooiere tableaus èn meestal zonder kosten. Ja, behalve dan aan de geringe bijdrage aan de Solidaritätskasse, een fonds voor hulp aan honden die gewond raken tijdens de jacht. Als je mazzel hebt kan je dus schieten op zo’n commerciële drukjacht, maar het gehele plaatje dat jagen is, dat mis je dan natuurlijk.  Het schieten als sluitstuk van het oogsten is slechts een onderdeel van het jachtbedrijf. 

Maar het mogen schieten is natuurlijk wel een essentieel onderdeel van de jacht; daar komt Nederland nog wel achter als de jacht wordt afgeschaft en vele jagers hun diverse activiteiten in het buitengebied staken.

Maar goed, voor het probleem van al die instroom op de jagersmarkt heb ik natuurlijk ook geen oplossing. Velen lijken tot de jacht geroepen, doch slecht weinigen zijn uitverkoren.

Maar wel is mij duidelijk, dat als je niet alleen de jachtopleiding volgt, maar echt actief in de natuur bent, niet af en toe maar jaarrond, je de meest kans hebt om tot het actieve jagersgilde toe te treden. 

Maar het allerbest gaat dat natuurlijk als je van jongs af aan in het veld bent en je hebt dan natuurlijk een riante voorsprong als je ook nog eens in een jagersmilieu opgroeit. 
Maar ook als dat niet het geval is heb je ook kansen, zoals dat het geval was met Gertje, maar dat was dan ook een natuurmanneke pur sang.

Wie jaagden in de polder en opeens stond hij naast mij toen ik een haas had geschoten. “Die draag ik wel even”, zei hij. Pekelen, dat kende hij niet, maar nadat ik het hem voorgedaan had, herhaalde hij later op die dag dat kunstje moeiteloos. De hele dag sjouwde hij met ons mee, onvermoeibaar leek dat jonge knulletje. En enthousiast dat hij was…

Aan het eind van de dag brak het moment aan dat ieder zijns weegs wilde gaan, maar toen leek het erop dat het jong ‘overbleef’. Op de vraag: ‘bij wie hoort hij’ gaf niemand antwoord; hij hoorde bij geen der jagers, niemand kende hem.

“Ik heet Gertje,” zei hij. “Ik zag jullie jagen en dacht: dat wil ik ook”.

Omdat hij inmiddels wel een heel eind van huis was geraakt, werd hij thuisgebracht. Met een haas natuurlijk, dat sprak voor zich.

Elk jaar ging Gertje mee als drijver, totdat hij wat ouder werd. Toen ging hij pas echt jagen, op vrouwelijk schoon, dat werd toen zijn favoriete wildsoort. Tja, soms zijn hormonen sterker dan jachtpassie. Maar toen die hormonale storm weer wat was geluwd, toen was hij er weer. Een echte jager, maar wel een die eerst nog wel zijn jachtexamen moest doen.

De omgekeerde volgorde dus, maar misschien wel de beste.

©TheoM
één moment...