De Wildschut
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Hoeveel jacht kan er in een mens zitten? Het begon al nog vóór hij op de lagere school zat, dat hij precies wist hoe je een klem moest zetten (dat was nog toegestaan in die tijd). En dat een strik (ook toen al iets minder toegestaan) voor konijnen drie vingers dik vanaf de grond gezet moesten worden en die voor het haas vier vingers.

Kortom stroperij leerde hij van jongs af aan, maar hij wilde jachtopzichter worden. Geen gek uitgangspunt, want met stropers vang je immers stropers.
Maar een jachtopzichtersopleiding bestond toen nog niet. Dat compenseerde hij toen, door bijna twee jaar stage te gaan lopen in de Harz. Naast bosbouw leerde hij er veel over het grofwildbeheer. De nadruk lag daar op roodwild, zwartwild en reewild, wat mooi uit kwam, want daarnaast greep hij thuis elke kans aan om te drijven op kleinwild. Want een allround jachtopzichter, dat wilde hij worden.
Toen kwam er een moment dat er in Nederland een schriftelijke (!) cursus voor jachtopzichter ging starten. Het bleek een prima opleiding, waarvoor hij slaagde met hoge cijfers en de aantekening “zeer geslaagd voor dit vak”.
En toen begon de jacht naar een baan als jachtopzichter. En via de Wieringerwaard (een parttimefunctie) kwam er een fulltimefunctie in zicht in het Gelderse rivierengebied. Een gecombineerd jachtveld van zo’n 2.000 ha met veel mogelijkheden maar ook met enorm veel stroperij. En het kwam dan ook goed uit dat hij bijna direct werd beëdigd als onbezoldigd ambtenaar van het korps Rijkspolitie. Hij kwam in nauw contact met de mannen van de Veldpolitie, de ‘Vliegende Brigade’ zoals het genoemd werd. Namen? Van Ginkel, Den Hartog, Veldhuizen en Vrielink, hun baas Nijland en natuurlijk de ‘opperbaas’ kolonel de Beaufort. Nachten werden doorgehaald om de stroperij te bestrijden. En vaak met succes!
Hoe mooi het leven daar in Vuren met veel grasland, grienden, riet en sloten, ook was, het bos miste hij toch wel. Daarin was hij immers opgegroeid, dat bleef trekken. Dus toen hij benaderd werd om in Brabant een volledig verwaarloosd jachtveld op het landgoed ‘De Utrecht’ weer te gaan opbouwen, greep hij die kans met beide handen aan. Samen met zijn drie collega-jachtopzichters heeft hij van het 2.800 ha grote landgoed iets heel moois kunnen maken.
Na zijn pensionering kon hij terugkijken op een geslaagde revitalisering van het veld. Niet in de laatste plaats omdat de Jachtwet een goede jachtopzichter toen veel mogelijkheden bood. Voeren, schadelijk wild bestrijden, fazanten fokken en uitzetten, bloedverversing en noem maar op. Hij kon zich helemaal uitleven in dat veld wat geschikt was voor kleinwild, waterwild op de grote vennen en het vele bos voor het reewild. En natuurlijk was hij dag en nacht in het veld, ‘want waar een jachtopzichter is, daar zit wild. En waar wild is, daar zijn stropers’.
Zowel de Betuwse als de Brabantse mannen konden er wat van. Stroperij stond daar hoog op de agenda. En anders waren daar wel de ‘natuurvrienden’ van het kamp met hun lange honden.
In een topjaar werden samen met de Vliegende Brigade dertien clandestiene wapens in het veld in beslaggenomen. En dat alles door voortdurend je ogen en oren goed open te houden. Door informatie van boeren en pachters in te winnen -hij was soms net een soort rechercheur. En door je te verdiepen in de technieken van stropers, maar vooral door je te verplaatsen in de gedachtewereld en gewoonten van stropers.
Ja, het was natuurlijk een andere tijd dan nu, als het om handhaving gaat. Handhavers worden thans de ring in gestuurd met één hand gebonden op de rug. Terwijl de andere partij bijna onbelemmerd zijn gang kan gaan. Toen reed deze jachtopzichter ook nog een rond in een stevige terreinwagen, waar hij op de bumper een extra stalen balk op had gelast. Ik was er bij dat hij een gast eens vertelde dat hij gedurende zijn carrière maar liefst 12 auto’s total-loss had gereden. Toen die hem vroeg of zijn baas daar gelukkig mee was, antwoordde hij lachend: “je dacht toch niet aan mijn auto’s, want die konden met zo’n balk wel tegen een stootje”. Nee, de combinatie van Veldpolitie en jachtopzichters stond daar bekend om hun doortastende maar wel correcte optreden. “Praten als het kan, optreden als het moet”.
Van de Nederlandse Vereniging van Jachtopzichters (nu N.V.v.N.) was hij niet alleen lid, maar binnen de kortste tijd ook bestuurslid. Hij schreef veel in het vakblad ‘De Jachtopzichter’ en gaf jarenlang informatie tijdens Game Fairs, beurzen, buitendagen en manifestaties.
En er zat een docent in hem en daarbij kon hij zijn lezingen en lessen voor jagers en jachtopzichters, de BOA’s, de regiopolitie en Koninklijke Marechaussee met zijn collectie in beslaggenomen stropers gereedschap ondersteunen.
Eerst voor de Vereniging ‘Het Reewild’, later voor de Stichting Jachtopleidingen Nederland, gaf hij jarenlang de reewildcursus; een type docent die theorie en praktijk perfect wist te koppelen. Zo was hij ook een gewaardeerd keurmeester op de trofeeëntentoonstellingen waar hij feilloos de geweien die soms voorzien waren van een kaak van een oude(re) geit er perfect uit kon halen. Want “Een aap hoef je niet te leren klimmen”, zei hij grinnikend, zoals altijd met een sigaartje tussen zijn lippen.
In de loop van de jaren was de collectie van de meest interessante inbeslaggenomen stropersgereedschappen, de z.g. Verboden middelen, zo omvangrijk geworden, dat hij het idee opvatte ze in een museum tentoon te stellen. En als hij een idee had…
Toen de pensioengerechtigde leeftijd was bereikt vertrok hij van ‘De Utrecht’ naar de Veluwe om daar op het Landgoed Welna jachtopzichter te worden.
En in een ruimte die aanvankelijk in gebruik was als twee hondenkennels verwezenlijkte hij zijn idee.

Toen echter na enige jaren de gelegenheid zich voordeed om toezicht te houden op het SBNL-landgoed in Doornspijk, inclusief de mogelijkheid om daar in een rustiek huis te wonen, pakte hij die kans met beide handen aan. De jaren gingen immers tellen en het vak van jachtopzichter is immers geen kantoorbaan.
Wat ook meespeelde is dat zijn museum daar in een prachtig, nieuw opgetrokken gebouw kon worden ondergebracht. Hij ontving er groepen bezoekers en deelde er zijn ervaringen. Al zijn werk heeft niet alleen bijgedragen aan de bescherming van natuurgebieden, maar ook aan het bewustzijn en de educatie over het belang van wildbeheer en stroperijbestrijding.
Over wie ik het heb? Over Cees van Geel, de bij leven al bijna legendarische jachtopzichter.

Foto Ton Heekelaar
Op 28 augustus 2025 overleed Cees van Geel en enige dagen later nam hij vanuit zijn museum definitief afscheid.
Voor dit verhaal heb ik naast eigen waarnemingen en onze gesprekken, met Cees’ toestemming gebruik kunnen maken van de inhoud van het door hem, met medewerking van Jaap Beekhuis en Ton Heekelaar, uitgegeven boek ‘Jachttoezicht en stroperijbestrijding’. Daarin gaf hij de praktijk van een jachtopziener een gezicht. In dit boek beschrijft hij gedetailleerd de verschillende methoden die stropers gebruikten en de strategieën die hij toepaste om hen te vangen. Hij benadrukt er het belang van geduld, observatie en kennis van het terrein om succesvol te zijn in stroperijbestrijding.
Het zou passend zijn als zijn recente heengaan voor jacht(beheer) gerelateerde instanties aanleiding zou zijn om het boek, thans uitverkocht, een derde oplage te bezorgen en zodoende de noodzakelijke kennis van de werkers in het veld aan te vullen en op peil te houden.
Zelf zorgde Cees ervoor dat zijn nagedachtenis en kennis in het museum behouden zal blijven. Daartoe wordt een stichting opgericht die tot doel heeft de collectie in stand en voor publiek toegankelijk te houden.
Ontwikkelingen over een nieuwe locatie, in het eerste werkgebied van Cees in de Betuwe, zullen op de FB-pagina van het ‘Jachttoezicht en stroperijmuseum Cees van Geel’ worden bekend gemaakt.

Op 4 september 2025 werd in besloten kring en overigens ook geheel volgens de wens van Cees afscheid genomen. Hij werd na enkele toespraken door naasten en vrienden uit zijn museum, waar hij was opgebaard, naar de begrafenisauto gedragen. De jachthoornblazers bliezen ‘Halali’. Einde Jacht!
En toen was het tijd voor een laatste groet, Horrido!
Cees, Weidmansdank!
©TheoM