Wolf door Nederlandse jager doodgeschoten

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Tja, en dat is niet mis. Beschermd dier, lieveling van knuffelaars. Tot dat, tot dat...
Ja, tot dat het, Roodkapje, eens misgaat, want daar kan je dan donder opzeggen.
Dat gedonder overkwam inmiddels al een Nederlandse jager, toen hij te gast was op een drukjacht in. Brandenburg, Duitsland. Hij zag dat zijn hond werd aangevallen door een wolf. Hij probeerde de wolf te verjagen, helaas. En toen zag hij, om zijn hond te redden, geen andere mogelijkheid dan het schieten van die wolf. Gedonder, dat snap je.

En natuurlijk ook volop in het Nederlandse Nieuws. Soms uitgesproken, maar meestal onuitgesproken was de boodschap: schande!

Er kwam een justitieel onderzoek, terecht. Maar het resultaat bevredigde kennelijk niet. Want de conclusie was dat het absoluut ter verdediging van de hond was gebeurd. De jager verdedigde het leven van zijn huisdier.
Maar ja, wolf, emotie. Het Openbaar Ministerie dekte zich in tegen de aanvallen van de Groene Khmer en er kwam toch een officiële vervolging. Uitspraak, net als het eerdere onderzoek, vrijgesproken.

Maar ja, wolf is emotie. Dus liet het Openbaar Ministerie weten tegen de uitspraak in hoger beroep te gaan. Waarom? Dat is duidelijk: indekken tegen een deel van de publieke opinie.

De uitspraak in hoger beroep laat zich raden: wederom vrijspraak voor de Nederlandse jager.
Maar ja, wolf, emotie. Dus liet het Openbaar Ministerie weten een gang naar de cassatierechter te overwegen. Indekken! En na druk van wolvenknuffelaars zette het Openbaar Ministerie inderdaad deze stap.

En nu, eindelijk, na 4 jaar, is er nu duidelijkheid. Twee keer vrijspraak en het cassatieberoep is verworpen.

Prima gedaan, Duitse KNJV, dus geen gepolder, maar een duidelijke stellingname en steun aan de (Nederlandse) jager. In woord en daad, bijstand door een van de beste Duitse jachtrechtadvocaten, Dr. Heiko Granzin.


 

Nou ken ik die advocaat toevallig. Nou ja, toevallig. Ik was namelijk jaren daar te gast, op die jacht in Brandenburg, in het voormalige Oost-Duitsland. Honnecker, de communistische partijleider was een verwoed jager, nou ja, jager, meer een verwoed schieter. Ik weet daarover nog wel wat mooie verhalen, maar dat is wellicht iets voor later.

Voor ‘die Partei’ was iedereen gelijk, maar sommigen waren meer gelijk dan anderen. George Orwell hoefde voor zijn boek ‘1984’ niet veel te verzinnen. De voorbeelden lagen in die socialistische heilstaat voor het oprapen. En de top van de partij was dol op de jacht. Honneckers favoriete wildsoort was het damwild. Daarvoor liet hij een mooi Revier inrichten, het roodwild werd gedecimeerd en het damwild kreeg alle ruimte.

Maar ja, 1989 betekende na de val van ‘de Muur’, de start van ‘die Wende’ en uiteindelijk het einde van de DDR en dus ook van het geprivilegieerde jagen door de Parteigenossen. 
Het lukte H., eigenaar van een fabriek voor vensters en deuren, om de jacht daar te verwerven. Ouderwets in de goede zin van het woord, werd daar het ‘Hegen und Pflegen’ van het veld voortgezet.

Elk jaar twee grote tweedaagse drukjachten hielden daar de wildstand in toom. Grote tableaus voorkwamen daar toestanden als in de Oostvaardersplassen.

Maar er was eens een jaar dat ik op de eerste dag niets heb kunnen schieten; wat zeg ik, ik heb überhaupt geen wild gezien. Na het diner staan we aan de bar nog wat bij te kletsen, iedereen in een best humeur, volop aanblik en aanloop en iedereen is tot schot gekomen. Ik dus niet, maar ja, ook dat hoort erbij, want bij jagen weet je het immers nooit. 

De jachthouder mengt zich onder zijn gasten, veel lol, veel plezier. Een van mijn maten zegt hem dat ik de enige ben zonder kans op wild. Hij komt bij mij informeren. Waar ik stond, wat ik gezien hen en of ik echt niets heb kunnen schieten? “Unglaublich, das kann nicht wahr sein”, was zijn reactie.

De volgende dag het gebruikelijke ritueel. Na de toespraak van de jachthouder en het vertrek in kleine groepjes zijn uiteindelijk alle geweren vertrokken. Als laatste rijden de mannen en vrouwen van de meutes rijden. En daar sta ik dan, als enige van de jagers ben ik overgebleven.

De jachthouder wenkt, even wachten, zegt hij, mijn schoonzoon komt zo terug nadat hij mensen heeft afgezet en dan ga je met hem mee. Zo, denk ik, dat zou nog wel eens een spectaculaire tweede jachtdag voor mij kunnen worden.

“Schnell, schnell”, zegt de schoonzoon, „Wir sind schon verspättet. Das Wild kann bereits dort sein“. Dat heb ik weer, denk ik. Ik ga ervanuit dat ik op een perfecte plek kom, maar mogelijk zijn we al te laat en kan het wild er al zijn…

Het is nog best een eindje rijden. Onderweg vertelt hij mij dat we in een soort valleitje zitten. Er staan twee drukjachtbokken met de rug tegen een raster aan, dat daar geplaatst is tegen wildvraat. Aan elke van de uiteinden van het dalletje staat er één. Het wild wordt verwacht van recht voor ons, daar steekt het akkers over en het wil via onze dekking vaak verder trekken. Vaak, zegt hij want, “Denn beim Jagen weiß man nie”. Ja, de tegeltjeswijsheden van Duitse en Nederlandse jagers verschillen niet zoveel.

Bij het dalletje aangekomen krijg ik de vraag op welke bok ik wil. Tja, weet ik veel; dus het maakt mij niet uit. Maar toch moet ik van hem kiezen. Dat doe ik dan tenslotte maar. En ik ben echt in mijn nopjes met de plek. De bok staat een beetje hoger op het talud tegen het raster en vóór mij is voldoende zicht, ook op de helling tegenover mij, voordat de dekking daar dichter wordt. Rechts van mij kan ik met enige moeite over een deel van de akker kijken, links een stuk het valleitje in, totdat een flauwe bocht mij daar het zicht ontneemt. Nog verderop zit de schoonzoon.

In de verte klinken schoten. Maar hier gebeurt er niets. Ja, een ree komt voorbij. In de gauwigheid meen ik dat het een bok is, die zijn gewei al had afgeworpen. Niet dat dat veel voor mij uitmaakt, want reewild schiet ik sowieso niet op drukjachten; het wild is mij daar te teer voor.

Er is inmiddels al een uurtje verstreken, als er opeens links van mij drie schoten achter elkaar vallen. Dat moet de schoonzoon zijn. Gezien heb ik niets, maar dat kan ook door de bocht daar komen.  

Maar dan komt er een hert links van mij om die bocht door het dalletje gelopen. Kennelijk hebben de schoten daar als een keerpost voor hem gefungeerd. Doodstil zit ik. Steeds dichterbij komt het hert. Maar hoe dichterbij hij komt, hoe langzamer hij stapt. Kennelijk vertrouwt hij het niet helemaal. Het is een imposante ongelijke veertien-ender. Hij maakt zich voor niets zorgen, mij kan hij vertrouwen, want ik ben niet van plan hem te schieten. Het prijskaartje is mij te hoog. Maar ja, dat weet het hert natuurlijk niet. Hij maakt zijn nek lang en fleemt. En nog eens, zijn lippen bijna helemaal om de windvang heen gekruld.

Hij draait zich om en loopt terug naar links. Hij stopt, heft zijn kop en fleemt nog eens. Dan besluit hij op zijn schreden terug te keren, langzaam loopt hij voor mij langs. Als hij mij een meter of twintig gepasseerd is verstart hij. Kennelijk krijgt hij verwaaiing. Als een pijl uit de boog verdwijnt hij, rechts van mij het dalletje uit.

Hoelang het allemaal geduurd heeft weet ik niet, zo intensief was mijn aandacht op het hert gericht. En de rust keert weer terug. Althans bij ons, want elders klinken geregeld schoten. Maar kennelijk is er geen wild meer in deze hoek van het jachtveld.

Het einde van de jacht nadert, nog een kwartiertje te gaan. Ik schrik eigenlijk van de schoten van mijn buurman. Zover zitten wij natuurlijk niet van elkaar vandaan en ik had daarvoor ook niets gezien. Vier schoten zijn het, weer tamelijk snel achter elkaar. Verkeerd gekozen, denk ik. Maar ja, ‘beim Jagen weiß man nie’, toch?

Hahn in Ruh. Dan zie ik een jager van rechts het dalletje inkomen lopen. Ik had hem al eens eerder gezien, maar toen niet nader kennisgemaakt. Wel had ik toen gehoord dat hij een advocaat gespecialiseerd in jachtzaken was. 

“Granzin, Heiko Granzin”, stelt hij zich voor. En hij vertelt dat mijn buurman maar liefst zeven (!) varkens heeft kunnen schieten. Die blijft daar in afwachting van een trekker om zijn wild af te kunnen voeten naar de ‘Strecke’. En daarom kwam hij mij ophalen van mijn post.

Aangekomen bij de ‘Strecke’ komt de jachthouder op mij af, maar ik hoef hem niets te vertellen. “Du hast wieder nicht geschossen, Theo. Aber ich habe verstanden, dass Sie die Wahl für die Kanzeln selbst getroffen hat. Schade. Aber du weißt beim Jagen weiß man nie“.

Ja, ja. Tegeltjes…

Daar was het dus, daar waar een wolf door een Nederlandse jager werd doodgeschoten
De keus was voor de eigenaar van de hond uiteindelijk heel simpel; je doodt de wolf of die wolf doodt je hond.
En de rechters in Duitsland gingen daar dus drie keer in mee. Je hebt het recht om je bezit te beschermen, zelfs als dat de dood van een beschermd dier betreft.

Het is fijn voor onze Nederlandse weidgenoot, driemaal vrijspraak; ‘zelfverdediging’.

En het biedt wellicht kansen, ook voor veehouders, misschien ook in Nederland.

©TheoM
één moment...