Vroeg wakker

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ik ben al even wakker als ik de krantenbezorger hoor. Bijna elke ochtend, klokslag vijf uur is hij er. Ik besluit er maar uit te gaan, zet een kop thee en blader door de krant en blijf even hangen op de sportpagina’s. Niki Terpstra heeft daar een interview. Ik vind het een prachtige renner, een ‘pístier’ zeggen de Vlamingen, die ondanks zijn grote waffel toch een geliefd coureur bij onze zuiderburen is. 
Ik herinner mij zijn fantastische overwinning in de Ronde van Vlaanderen, waar hij na afloop vrij naar Raymond van het Groenewoud zong: “het was de liefde, de liefde, de liefde voor de koers”.
Dat liedje nestelt zich direct als een oorwurm in mijn hoofd, hoewel, politiek correct anno nu?

Ik kijk op de weer-app, er worden natte dagen verwacht maar het lijkt erop dat het de eerste uren nog droog blijft. Aktie denk ik, ik ben immers al op, het blijft droog en de boer heeft een klein hoekje mais laten staan naast een akker waar eerder deze week de bieten gerooid zijn. De ganzen hebben daar trek, hoorde ik. En zo spontaan er even uit, je kan er maar van dromen. Hoewel, alleen is maar alleen, zal ik mijn maten bellen en vragen of zij misschien ook…?

Maar dat idee zet ik net zo snel uit mijn hoofd als dat het erin opgekomen is; ik vermoed dat een opgewekt telefoontje om half zes: “ik ben vroeg wakker, het is droog, er is ganzentrek, er staat nog wat mais, ik ga er nog even op uit, heb je zin om mee te gaan?’, niet in goede aarde zal vallen.

Ik pak mijn spullen en laad ze in de auto, daarna loop ik terug om Diane te halen, maar ik kan haar nergens vinden. Niet in de kamer, keuken of garage. Ik kijk in de tuin, maar daar is ze ook niet, verdorie, waar kan ze zijn. Ik loop eerst maar even terug naar de auto om die op slot te doen, want mijn geweer en patronen liggen er al in. Dan zie ik haar liggen, in het donker naast de auto. Ze ligt te wachten op een plek waarvan ze denkt dat ik haar niet zal kunnen missen: ze wil mee.

Het is nog een hele sjouw van mijn parkeerplaats naar het blokje mais over de akker waar vorige week nog bieten stonden en aan mijn laarzen hechten zich al snel grote klompen klei, maar ik mopper niet, je moet er wat voor over hebben.

De lokkers heb ik snel uitgezet, krukje in de mais, oorkappen op, camohoedje en -handschoenen op en aan, hondje aan mijn voeten, kortom: ik ben er klaar voor. Maar het is nog donker, in het oosten schemert het. Nog een kwartiertje wachten, dan mag ik schieten. De wind komt uit het oosten; ik had het liever anders gehad, maar ja de wind, het maisblokje en de bietenakker zijn nu eenmaal een gegeven.

Heel langzaam wordt het licht, the blue hour noemen Engelsen het. Dat is mooi, denk ik, die blauwe gloed, maar daar ben ik nu niet voor, dus eigenlijk is het niet zo mooi als ik zo willen, want het is doodstil in de lucht, geen gans te zien of te horen. Maar het is zoals het is, geniet maar van de rust, het buiten zijn, samen met je hondje houd ik mijzelf maar voor. Van die twee hanen voor mij op de akker. Van het ijsvogeltje een stukje verderop, op een tak. Van het tumult als een buizerd door een paar kraaien wordt weggejaagd. Van de rammelende hazen. De zwerm kauwtjes die zich losmaken van hun roestplek en op zoek gaan naar hun ontbijt in het dorp. Van het zoevende geluid als een groep zwanen over mijn schuilplek vliegt. Het geklop van de bonte specht. Van zijn groene soortgenoot die mij uitlacht. Het getrappel op het water als meerkoeten op elkaar afrennen om hun territorium te verdedigen. Van het gefluit van de smienten, hoog in de lucht. Maar ganzen…

Ik hoorde ze niet, maar opeens vliegt er een koppeltje ganzen over mij heen. Doodstil zijn ze mij van achteren genaderd, met de wind mee en als ik ze zie zijn ze al bijna weer te ver voor een verantwoord schot. Ik volg het groepje, dat gestaag door vliegt. Zijn het verkenners? Ik hoop het.

Valse hoop, er zal het volgend uur geen gans meer langskomen.

Op de terugweg vraagt iemand bij het tankstation of ik nog wat heb kunnen schieten. Kennelijk is in zijn ogen iemand in camokleding geen infanterist, maar een jager. “Jammer”, zegt hij als ik ontkennend heb geantwoord, “dan ben je voor niets zo vroeg opgestaan”.

Ik laat het maar zo, maar ik ben het niet met hem eens. Ik vermoed dat hier de jagers van de schieters gescheiden worden. Her gaat niet om het schot, het gaat om de jacht.

En weer in de auto neurie ik zachtjes voor mij uit, vrij naar Niki Terpstra:

En geef me vuur
Nee geen lucifer natuurlijk maar passie elk uur
Het is de liefde
Het is de liefde
Het is de liefde
De liefde voor de jacht

©TheoM
één moment...