Jagen op jagers…
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Vroeger, ja vroeger, werd er jacht gemaakt op stropers
Dat gebeurde door jachtopzichters, betrokken (rijks)politiemensen en door echte specialisten, de mannen van de ‘Vliegende Brigade’, zoals de Veldpolitie vaak genoemd werd.
Die club werd in 1955 in het leven geroepen, eerst als het ‘Tijdelijk Jachtdetachement’ dat werd gevestigd in te Hoog Soeren, in verband met de wildstroperij die op de Veluwe compleet uit de hand liep. Het Detachement bestond slechts zeven maanden, maar het behaalde -mede dankzij de intensieve samenwerking met jachtopzichters- opzienbarende resultaten. Er werden vele vuurwapens, strikken en andere vangmiddelen in beslag genomen, hetgeen leidde tot aanhouding en veroordeling van vele stropers. Op hun ‘tableau’ kregen ze zelfs de top drie van de Veluwse grofwildstropers.
Het Detachement werd in maart 1956 alweer -volgens plan- ontbonden, maar al voor die opheffing besefte men dat de stroperij een slag was toegebracht, maar dat de strijd nog lang niet gestreden. Daarom werd besloten dat al met ingang van 15 april 1956 er een vast Detachement Veldpolitie werd opgericht van drie man te Hoog Soeren.
De resultaten die deze eenheid behaalde was mede aanleiding om nog een aantal vaste Detachementen op te richten, met name in het zuiden en oosten van het land.
Zelf heb ik nog regelmatig te doen gehad met deze echte Weidmannen en over één van hen schreef ik al eens in ‘Ligt de dader op het Kerkhof?’. Gijs van Ginkel was natuurlijk een, zelfs in zijn soort, bloemrijk figuur, maar vakmannen waren het allemaal, stuk voor stuk.
Maar alles moet anders, groter en zo kwam in 1994 een einde aan de Rijkspolitie en daarmee ook aan de Veldpolitie. Einde structuur, einde deskundigheid.
Hoe kom ik hier nu allemaal op?
Ik heb niet het idee dat de naleving op de wetgeving inzake de stroperij nu in goede handen is bij de Politie. Die is te gecentraliseerd, geprotocolleerd en gepolitiseerd om daarvoor nog tijd te hebben. De jacht op stropers kost veel tijd en mankracht en in de spreadsheets bij de resultaatsbesprekingen ‘brengt’ het te weinig. De enkele individuele politiefunctionaris (m/v/o) die wel verstand van zaken heeft en veelal ook in vrije tijd in het veld te vinden is daar gelaten, natuurlijk.
En ze zijn er natuurlijk nog, de echte jachtopzichters; niet te verwarren met de boswachters van de Landschappen en Natuurmonumenten. Jachtopzichters hebben verstand van de jacht en beheer, boswachters zijn vooral deskundig op het terrein van communicatie over de ‘nieuwe natuur’. Maar bij de afname van het aantal particuliere landgoederen en grote jachtcombinaties is hun aantal sterk afgenomen en daarmee hun effectiviteit op de stroperij.
Maar de Provincies dan, die zijn toch verantwoordelijk voor de regionale jachtzaken en daar zou je toch ook de bestrijding van de stroperij onder mogen verwachten?
Maar net zoals de landelijke overheid het over laat aan een andere bestuurslaag, zo laat deze laag, de Provincie dus, het ook weer over aan een andere club. In dit geval de Omgevingsdiensten. Op afstand, onttrokken aan democratische controle.
En, doet zo’n Omgevingsdienst wat aan de bestrijding aan stroperij? Tik voor het antwoord op die vraag voor de aardigheid eens ‘stropen’ of ‘stroperij’ in bij de zoekfunctie.
Nee, de Omgevingsdienst jaagt tegenwoordig zelf, ja, echt! Maar niet op wild, niet op stropers, maar op jagers die mogelijk iets misdoen of hun -papieren- zaakjes niet in orde hebben, over stroperij géén woord, echt, géén woord.
Ik vind het een verhaal dat de framing voorbij is; jagers, dát lijken de boosdoeners.
En dat ze alleen achter jagers aan lijken te zitten, dat is jammer voor ze, want als straks de jacht in Nederland over en uit is, dan zijn deze ambtenaren werkloos.
Mogelijk hebben ze dan tijd om wat aan de stroperij te doen, maar of ze daarvoor gekwalificeerd zijn, deze ‘plezier-koddebeiers’, wiens naam vanwege de privacy niet genoemd kon worden…
©TheoM