Jagen, hoe ging dat toen?
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Ik zit in mijn hutje, naast een tarweveld. Duiven, daar loer ik op. Feitelijk is de jacht op duiven, met de hazen, althans hier, nog het enige dat ons jagers rest qua kleinwild. Het is al een tijdje stil en ik zit wat voor mij uit te mijmeren. Niet cynisch, maar realistisch, bedenk ik mij, dat het niet lang meer zal duren of jagers zal door hun kleinkinderen gevraagd worden hoe dat toen ging, dat jagen.
Want het zal niet lang meer duren eer mensen het zich niet meer kunnen voorstellen dat we dat ooit deden, Jagen. Vlees zit in de hoek waar de klappen vallen. De Partij van de Dieren, feitelijk onderdeel van een enge sekte, die der zevendedagsadventisten: strikte vegetariërs die geloven in de schepping der wereld en menen dat het eind der tijden aanstaande is, lijkt te winnen.
Gesteund door een bijna oneindige financiering vanuit loterijen is door hen de opinie in Nederland gehersenspoeld. In de Tweede Kamer heeft de PvdD slechts zes zetels, maar hun ‘woke-filosofie’ heeft daar inmiddels een ruime meerderheid. En vlak de invloed van de Vegetarische slager, met dikke banden met de PvdD niet uit.
Die firma is op zichzelf al een godswonder: de vegetarische slager, een slager die tegen vlees is. Maar het is een wondermiddel in de hersenspoeling: alles van vlees wordt gebruikt om ons van het vlees af te krijgen. Kijk maar eens op hun site. Alles gaat daar over ‘het Nieuwe Vleesch’, alles natuurlijk wel strikt vegetarisch. Over hun ‘Gehacktmanschap’, ‘Kipstuckjes’, ‘Specktakel’, “Bofkipburger’. En de verkoop van dit ‘idealistische initiatief’ aan Unilever heeft natuurlijk geen windeieren gelegd. “Unilever kan van De Vegetarische Slager een echt wereldmerk kan maken” las ik, “The Vegetarian Butcher”.
Ik denk dat we als jagers die strijd verloren hebben, we spartelen nog slechts wat tegen. Een achterhoedegevecht, dat is wat ons nog rest.
Ooit was ik een jager die (bijna) uitsluitend op kleinwild joeg. Zelfs toen ik een veld had met ree-afschot gaf ik de loodjes met veel plezier door aan anderen. Maar met de afbraak van de jacht wisselde ik geleidelijk van schouder.
Die afbraak is snel gegaan. In 2000 werd de Jachtwet vervangen door de Flora- en Faunawet. De wildlijst werd toen ernstig ingekort. Stonden daar eerst nog 29 soorten op, sindsdien waren nog slechts zes soorten waren bejaagbaar. Nou ja, zes, eigenlijk slechts vijf. Want op de patrijs, die wel op de wildlijst bleef staan, werd de jacht niet geopend. Dus wat resteerde was de jacht op fazanten, konijnen, de wilde eend, het haas en de houtduif.
Op fazanten jaagden wij nog wel, maar slechts mondjesmaat. Een mooie hoge fazantenhaan werd nog weleens gearresteerd, maar hennetjes, die schieten we -vrijwillig, zoals de weidelijkheid van ons verwacht- al decennia niet meer.
De konijnstand werd op vele plekken gedecimeerd door de Myxomatose en het VHS, een dodelijke ziekte. Ik kon er intens van genieten, van de jacht op deze springers, maar ook van het prachtige wildbraad. De moeder van R. werd er in onze contreien ‘wereldberoemd’ met haar recept van wild konijn. Zo simpel, maar zo lekker! Na het overlijden van zijn moeder was R. het recept kwijt. In onze beleving werd dat recept alleen maar lekkerder, het kreeg bijna mythische proporties, maar ja, kwijt. Totdat, jaren later, G. het bladerend in zijn trouwalbum terugvond. En daar zat het recept in, de moeder van R. had het hen als een ‘bruidscadeau’ gegeven Ongelooflijk simpel oogt het, maar lekker!
Zo hebben we het recept eindelijk weer terug, maar ja, konijnen hebben wij in ons veld nauwelijks meer. We bejagen ze niet meer in de hoop dat de stand hier een beetje zal herstellen. Precies zoals de weidelijkheid en jachtwetgeving van ons verwacht; daar hebben we geen aanvullende overheidsbemoeienis voor nodig.
De wilde eend wist zich redelijk goed te handhaven. In de bebouwde omgeving groeien wel weinig pullen op. Logisch, want de gevaren -katten, reigers, snoeken- loeren van alle kanten. En de soort devalueert daar ook. Slechte eendjes die hun pullen niet groot krijgen. En dan zijn er ook nog eens de volgevreten woerden. Testosteronbommen zijn het, die je daarom hun groepsverkrachtingen nauwelijks kan kwalijk nemen. Als beheer ontbreekt loopt immers alles uit de hand. Maar buiten de bebouwing, het veld, lijkt de eend bijna een ander soort, met recht wilde eenden. Ze hebben betere broedplekken, groeien ze beter op en hebben er meer dekking tegen predatoren. Daar weet de soort zich prima te handhaven en dus oogsten we daar als jagers, hoewel we meestal uit een koppeltje eenden slechts de woerd schieten.
En het haas? Nou, bij ons ging het met de soort nog nooit zo goed als de laatste jaren. Beetje zuinig jagen, ruim voldoende overhouden èn predatiebestrijding werpen hun vruchten af. Maar ja, jaren heb ik trouw de KNJV gevolgd en deed mee met het tellen en registreren, ‘zonder data geen jacht’, maar het bleek van leken van nul en generlei waarde. Want toen de Vogelbescherming bij het tellen van de vogeltjes concludeerde dat het slecht met de hazen ging, volgde de Tweede Kamer; daar tellen emoties, niet de feiten. De jacht op hazen ging dicht in Utrecht, Groningen en Limburg. Hoe is het mogelijk dat aan hun tellingen meer waarde werd gehecht dan aan die van de KNJV. Hebben onze vertegenwoordigers zitten slapen? Je zal maar in die drie provincies jagen. En wat zal de toekomst van de hazenjacht in de rest van het land zijn?
Blijft over: de houtduif. Die wildsoort weet zich prima te handhaven. Ik denk dat ze zich redelijk aan predatie kunnen onttrekken, Ook de grote aantallen die geschoten worden doen de populatie geen kwaad, in tegendeel in onze regio nemen de aantallen duiven alleen maar toe. De meeste duiven worden bij ons geschoten als het graan begint te rijpen en op de erwten. Als de duiven daar eenmaal op willen gaan vallen, als er een echte duiventrek op ontstaat, dan is dat niet alleen een bron van schade aan de oogst, maar ook een bron waaraan de jager zich kan laven.
Wat rest ons nog? Schadebestrijding, als schietslaven worden we ingezet middels een ontheffing, vergunning, ja zelfs via een opdracht. En als de boel compleet uit de hand gelopen is met de ganzen, dan behaalt de KNJV een succesje: de gans wordt mogelijk aan de wildlijst toegevoegd. Ik twijfel aan dit succes, wie wordt er dan verantwoordelijk voor de wildschade? Op hun site lees ik een bezwerende formule, maar het stelt mij niet gerust: “als je in Nederland voldoende je best doet om schade te voorkomen, bijvoorbeeld door twee keer per week ganzen te bejagen, dan kan je niet aansprakelijk gesteld worden voor de schade die ondanks je inspanningen nog wordt veroorzaakt.” Twee keer in de week op de ganzen, ik schreef het al, schietslaven.
Wat rest ons nog meer? Populatiebeheer. Dat is ook met een woud regelgeving omgeven, die bovendien vaak juridisch blijkt te rammelen. Keer op keer sneuvelen we bij de rechterlijke macht. Dat moeten we die rechters niet kwalijk nemen, de oorzaak ligt natuurlijk bij de beleidsmakers en regelgevers, die leveren broddelwerk.
Ik ontsnap aan mijn pessimistische mijmeringen als ik duiven aan zie komen. Snel vliegen ze, ongelooflijk snel. Ik ga staan, richt en …. Mis, dubbel mis. Ook broddelwerk.
©TheoM