Hutjes
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
We hadden om 10.00 uur afgesproken, dus daar staan we dan: T., onze vaste voorjager, B. en ik. We beginnen maar vast aan een rondje koffie, thee en koek, ondanks dat L. er nog niet is.
We zijn van plan om de hutjes voor de ganzen te herstellen, want de ganzen hebben het ingezaaide graan ontdekt en de ontheffing voor de winterganzen is afgekomen. De boer heeft de verplichte vlaggen geplaatst. Niet dat dat helpt hoor, ze laten zich er niet door verjagen, maar het is een verplichte voorwaarde in de ontheffing voor de “winterganzen”. Ik geloof zelfs dat het de ganzen weleens zou kunnen aantrekken, want we moeten het lerend vermogen van deze vogels niet onderschatten. Kijk maar eens waar vlaggen staan, vaak vindt je daar de ganzen op de akkers, logisch, want als ik gans was dan zou ik ook denken: aardig van die boer, nu weet ik waar vers gras of graan staat…
Zo gaat dat met regels. Net zoals de regel dat in ons veld tot 14 februari ganzen “winterganzen” zijn, met de daarbij behorende regels die aan die ontheffing verbonden zijn. In de nacht van 14 op 15 februari vindt er een ganzenwonder plaats: de “winterganzen” zijn opeens “zomerganzen” geworden met -dat is logisch- daarbij behorende andere regels welke weer aan die ontheffing verbonden zijn.
Als het even kan wachten we tot half februari voor we op de ganzen gaan. Maar het is nu geen optie om het ondersteunend afschot nog een tijdje uit te stellen, want de schade aan de wintertarwe is al groot en van het verjagen lijken ze niet erg onder de indruk.
Akkerbouwers kunnen daarvoor schadevergoeding krijgen, maar ook dat is natuurlijk weer aan regels onderworpen. Zoveel zelfs, dat vele boeren de melding en aanvraag maar laten zitten. Mogelijk denken ze daardoor op het Provinciehuis dat het wel meevalt met die ganzenschade…
Regels, regels, regels, Bennie Jolink en Normaal bezongen het al eens.
“'t Bestuur van de natuur denkt alleen moar in 't abstracte
Ambtenaren wiesneuzeri-jeeeeh
Woarvan akte”.
En zo staan we daar dan op L. te wachten. We nemen nog maar een bakje. Die L., daar zijn we wel tevreden over. Ze heeft nog maar net haar jachtexamen gehaald, jachtakte genomen en al regelmatig mee op jacht geweest. Nu is dat niet bijzonder, ik meen dat er jaarlijks ruim 800 mensen hun jachtexamen doen en velen daarvan denken dat zij vanaf dat moment jager zijn. Zo niet L., die vertelde dat ze dan ook alles wil leren om een echte jager te worden. Ze slacht wild, doet mee aan het onderhoud van het veld in Duitsland en is vaak in het veld om te kijken. Want dat is jagen: kijken, kijken en nog eens kijken.
En nu wil ze dus mee als we de hutjes gaan repareren.
Net als we denken dat ze niet meer komt en willen vertrekken naar de Vliet, zien we haar aankomen. T. zegt: “Het zal vast een aardig jagertje kunnen worden, maar het blijft een vrouw, die zijn altijd te laat, je moet er altijd op wachten”. Als L. uitstapt en ons de hand schudt zegt hij niets, de lafaard.
We zijn lekker in de weer, knippen bij hutjes wat takken weg die ons inmiddels in de weg zitten; verstevigen matjes met wat stammen die we zagen en met een stootijzer in de grond slaan. We vullen de matjes op met riet dat we elders knippen. De tijd vliegt om en als we bijna klaar zijn, staan we wat bij te komen en kijken naar de ganzen die laag over de Vliet vliegen, maar nu natuurlijk niet durven te vallen.
“Weet je nog T.”, vraag ik, “Hier op deze plek?”
“Natuurlijk, dat vergeet ik nooit meer”, antwoordt hij. En omdat de anderen ons vragend aankijken verhaal ik:
Het had al een paar dagen hevig gevroren, de Vliet was zelfs dichtgevroren. Kennelijk had het Waterschap besloten om het water niet meer weg te malen en zodoende schaatsers kans op een mooie tocht te bieden. Maar zover was het nog niet, daarvoor was het ijs nog te onbetrouwbaar.
T. had Jet bij zich, een nog jonge Ches, die langzamerhand de plaats in moest gaan nemen van zijn Sue. Als we op een pad in het riet lopen komt er opeens een gans over. Ik bedenk mij geen moment en steek mijn geweer uit. De gans valt als een steen uit de lucht op het ijs van de dichtgevroren vliet, schuift door over dat ijs en verdwijnt achter het riet.
“Apport, klinkt het en Jet verdwijnt uit ons zicht, het ijs op. Dan horen we opeens dat Jet aan het zwemmen is. Snel lopen we naar een plek in het riet waar we meer zicht op de Vliet hebben.
We zien Jet met de gans in haar vang in een wak rondploeteren. T. roept haar en probeert haar naar zich toe te lokken. Af en toe breekt ze met haar voorpoten wat ijs weg, maar op het ijs klimmen lukt niet, zeker niet als de gans vast houdt. Maar die loslaten is voor haar kennelijk geen optie. Ze piept en blijft maar rondjes zwemmen en vergeefse pogingen ondernemen om met de gans op het ijs te klimmen.
We lopen het riet plat om zo dicht mogelijk bij het wak te kunnen komen. T. probeert op het ijs te stappen terwijl ik zijn hand vast houdt, maar bij de tweede stap zakt hij al door het ijs. Wat te doen? Ik pak een stam en probeer het ijs kapot te slaan, dat lukt wel een beetje, maar we gaan zo niet bij het wak komen, ben ik bang.
Ik draai me om naar T. en zie hem in zijn blote bast achter mij staan terwijl hij bezig is zijn schoenen uit te trekken. ”Wat ga je doen?’’ zeg ik, al kon ik natuurlijk wel raden wat hij van plan was. “Ik laat mijn hond niet verzuipen”, snauwt hij mij toe.
Net op dat moment horen we het ijs breken en kan Jet zwemmend naar de kant komen via de geul die ik er met het stammetje in geslagen had, gans nog steeds in de vang.
“Ja”, zegt T., “Zo’n hond was Jet”.
Iedereen is even stil, want Jet is onlangs plotseling overleden en we begrijpen dat T. het hele verhaal weer beleeft met zijn beste jachtmaat.
B. is de eerste die wat zegt: “Natuurlijk laat je je hond niet verzuipen, respect T.”. En L. voegt er met een knipoog aan toe: “Nee, dat snap ik zelfs wel, daar hoef ik geen jachtstage voor te lopen”.
T. antwoordt haar: “Nou, dat valt me dan niet tegen. Nu nog leren op tijd op je jachtafspraken te zijn, dan zou het wat met je kunnen worden”.
Hij heeft zich kennelijk herpakt en snel lopen we naar de auto’s, het is begonnen te regenen.
©TheoM