Verhalen uit de Jachthut – het eerste kievitsei

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
De Jacht kan alleen maar blijven bestaan door de verhalen die worden gedeeld en doorgegeven. Het zijn doorleefde verhalen, soms wat gefabuleerd en heel soms zo onwaarschijnlijk, dat je denkt dat ze verzonnen zijn. En soms is dat ook zo, maar pas op, de werkelijkheid is soms onwaarschijnlijk, verbaas je niet, zo is de natuur.
Het is prachtig weer, maar een striemende oostenwind maakt het ongelooflijk koud. We hebben de jachthut van T., hij is op vakantie, gekraakt, de open haard aangemaakt en de koelkast geplunderd. We moeten er straks nog uit om de vossenholen te inspecteren, maar hebben eigenlijk geen zin.

J. is in een opperbest humeur. Op zijn praatstoel gezeten komt weer een van zijn laatste belevenissen voorbij. De nieuwe liefde die hij had gevonden en die er indirect de oorzaak van was dat hij toen een stuk grofwild verkeerd aansprak.

Maar toen schakelde hij over op een heel actueel onderwerp. 
“Hebben jullie ook het op het nieuws gehoord dat het eerste kievitsei is gevonden, in meen in Wageningen. Nou dat zal de Friezen pijn doen, ze denken daar dat zij het spelletje hebben uitgevonden En dat zij daarom meestal de eerste zijn. Nou, ik weet uit eerste hand dat het niet klopt.”

Het zou zo maar kunnen dat de Friezen niet blij mee zijn met zo’n opmerking, maar J. gaat onverstoorbaar door. “Ik denk dat dat komt omdat zij er een aardige show van maken, meer dan in de rest van Nederland. Als je het dan alleen over het eerste ei hebt, maar onderbelicht dat het die in Friesland is…
Wat ik de Friezen wel moet nageven, dat zij het beste hebben bij gehouden waar in welk jaar het eerste ei gevonden werd. En daaruit blijkt: ik heb gelijk! De laatste 20 jaren in dat overzicht waren de Friezen slecht twee jaar de eerste. En toch staat het te boek als hún traditie. 
Zo’n vinder zal daar wel een ‘heldenstatus’ hebben, dacht ik. Dus heb ik ooit eens nagezocht of de vinder van het eerste Friese kievitsei, vergelijkbaar met de beste schutter op een jacht, een eretitel krijgt.  Wij hebben de Jachtkoning, zij hebben een ‘Kaatskoning’ dus ik dacht dat er ook wel zoiets als Ljipkening zou zijn. Niet dus, wel krijgt de vinder in Friesland veel erkenning en ontvangt hij een eervolle onderscheiding binnen de Friese traditie: de Sulveren Ljip (Zilveren Kievit).”

Wij zijn onder de indruk van zijn parate kennis. En iemand oppert dat het eerste ei aan de Koning wordt aangeboden; maar dat je daar eigenlijk nooit meer iets over hoort. “Nee, jongens, dat was vroeger zo. Toen werd de vinder uitgenodigd op het paleis Soestdijk. Daar werd het eitje aan de Koningin aan geboden, dat was een heel ritueel, Wim Sonneveld had er een prachtige conference over als stalmeester.”

We zochten het op een en lagen dubbel van het lachen, gedateerd maar nog steeds prachtig, wat een vakman was het. 


Neem nou die alleraerdigste ceremonie van 't eerste kievitseitje. 
Dat was toch elk jaer weer een verrekt aerdig gebeuren. 
Meestal op een dag rond eind Maert begin Aepril, dat was iets waer ik en de Konegin altijd naer uitkeken. 
Je kon in die daegen opeens iemand horen vragen: "Is 't eitje er al?" 
En als het dan kwam, dan was dat voor mij en de Konegin, en de prins, en allemael een hele opluchting. 
Je zag de vinder dan aenkomen, meestal zo'n eenvoudige polder
jongen, in z'n beste kleren, zak maer zeggen, en met z'n hele famielje, ook
allemael opgedoft. En dan 't eitje in 't mandje. 
En natuurlijk de burgemeester erbij. Meestal van een of ander gat in Friesland, dus vaek zo'n rooie rakker nietwaar? 
Maer toch alles tezaemen een verrekt schilderachtig geheel, dat stel
boerenkinkels in deze ambiance.” (Wim Sonneveld)

“Maar zo ging het echt hoor, ik weet nog hoe we toen ontvangen werden. De Burgemeester had ons met zijn eigen auto naar Soestdijk gereden. Dat was aardig van hem, maar ik vermoed dat hij het een uitgelezen kans vond om ook eens bij de Koningin op bezoek te gaan. En we waren net op tijd, want nog geen jaar later werd het afgeschaft. Het zou zielig en schadelijk zijn voor de stand, maar zoals we weten was het afschaffen van het zoeken en de bescherming die daarvan uit ging, het begin van het einde voor de kievit. En daarna kwam de explosie van het vossenbestand er nog overheen. En nu maar piepen over de teruggang van de weidevogels.”

Ja hoor, zo kennen we J., altijd de beste verhalen, hij en de stalmeester en de koningin, de prins en allemaal, gezellig aan de thee. Maar nu is zijn verhaal toch echt over de top, hij bij Juliana op bezoek als ‘eenvoudige polderjongen’.

“Dan geloof je het toch niet. Het was trouwens geen thee, we kregen limonade en cake. Het ei hebben we daar achter gelaten, maar kregen wel weer een ei mee naar huis, een chocolade-ei”.

Tja, wat is feit en wat is fictie? Als een verhaal, of het nou over de jacht gaat of een andere belevenis in of uit de natuur, met zoveel passie wordt verteld weet je dat nooit. Maar ik leerde al vroeg dat je een goed (jacht)verhaal nooit kapot moet checken.

J. deed er het zwijgen toe, maar was dat laatste kennelijk niet met mij eens. Hij stuurde ons twee fotootjes, het leek allemaal een feit. En daarmee dus de stelling te onderstrepen dat de werkelijkheid soms ongeloofwaardiger is dan je kan verzinnen.

Toen we echter het krantenknipsel op de foto’s lazen bleek dat hij ooit echt op Paleis Soestdijk was uitgenodigd. Maar niet voor het vinden van het eerste maar voor het vinden van het tweede ei. Ook dat krijg je niet geloofwaardig verzonnen.

©TheoM





één moment...