Een halve Waidmannsheil
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
Nov 2014, ik mocht weer mee als drijver bij een drukjacht in Thüringen.
's Morgensvroeg reden we naar het revier in de buurt van Worbis. Op deze dag wordt daar altijd door een stuk of wat aangrenzende revieren tegelijk gejaagd. De revieren liggen op een paar honderd meter hoogte en normaal is het er snijdend koud in deze tijd van het jaar. Voor de drijvers niet zo’n ramp, die lopen zich wel warm, maar de schutters moeten tweeënhalf uur stil zitten. Dit keer viel de kou ietsje mee, maar er hing een vrij dichte mist, die de hele dag zou blijven. De schutters in het bos hadden toch wel vaak een zicht van een kleine 100 meter, maar wie de pech had aan de wei te zitten, heeft die dag niet veel gezien. Er waren 63 geweren op de posten.
Vossen werden niet vrijgegeven, omdat de stand redelijk onder controle is, maar vooral omdat er jagers blijken te zijn, die beweren een vos te hebben gemist, maar in werkelijkheid een zwijn ziek hebben geschoten. Weer wat geleerd. Overigens worden dit soort jagers, of beter gezegd schieters, NOOIT meer uitgenodigd voor de jacht.
Wij drijvers waren met weinigen, omdat een grote groep zeer ervaren drijvers met honden, die al 25 jaar meedeed, die dag niet kon komen. Nu waren we met een stuk of 12 man met een paar honden. Mijn kennis U., geweer over de schouder, en haar kleinzoon A., een stevig joch van 11 jaar, waar mijn kleindochter van 12 drie keer uit kan, waren ook van de partij. Die jongen is van jongs af aan helemaal gek van de jacht, daarbij stevig aangemoedigd door oma. Hij had al eens meegemaakt, dat een zeug bij hem voorbijschoot, gevolgd door een rits ‘pyjamaatjes’, die praktisch over zijn voeten dwarrelden. Dierenarts C. ging mee als hondenman samen met zijn vrouw, beiden voorzien van een 50cm lang mes voor het afvangen, en dat zou C. ook nodig hebben. Nog een ervaren jager uit de buurt, de zoon van jachtheer R. en verder nog wat jong, doch niet onervaren spul.
Totaal liepen er 5 geweren mee, de loop afgeplakt tegen invallend vuil. Zelf was ik voorzien van een verstelbare ski-stok, voor mijn evenwicht, zodat ik niet te vaak op mijn gezicht zou gaan. Ik voelde me dan ook heel wat, toen bij het begin van de eerste drift een jonge gast naast me na 20 meter al volledig onderuitging, terwijl ik nog steeds overeind stond - dankzij die stok. We hebben in 2 uur tijds een paar percelen sterk variërend terrein uitgedreven. Er vielen maar weinig schoten. Bij een hoogzit zagen we wel een mooie overloper liggen met een perfect bladschot. Waidmannsheil’ wens je dan de schutter toe.
Terwijl we daar op een bosweg met 'uitzicht' op een enigszins open stuk op een paar man wachtten, klonk er een schot en geschreeuw. 'Sauen !' De geweren vlogen van de schouders en we hoorden de dieren door de struiken breken. Maar al snel waren ze in de mist verdwenen. Het schot was uitstekend geweest: er lag een keiler van een kilo of 70 op de plaats van aanschot.
Bij het laatste stuk gingen we door een beukenbos terug op weg naar de jachthut. Ik liep op de flank en kwam bij een hoogzit. De jager had nog niets gezien, maar wel een paar keer iets gehoord in een bosje op een meter op dertig afstand. "OK, ik ga wel even kijken." Ik liep erheen en volkomen onverwacht schiet een overloper met volle snelheid vanaf 10 meter recht op me af. In een reflex zet ik me schrap en plant die ski-stok automatisch voor me in de grond. Door deze beweging (denk ik) zwenkt het dier lichtjes af, schampt me terwijl hij over mijn voeten loopt, rent aan de hoogzit voorbij en dan klinkt een schot. En nog een. "Es liegt!!" Het dier probeerde nog omhoog te komen en de schutter hield het geweer erop, maar een vangschot was lastig vanwege de takken. "Vorsicht!" schreeuwde ik om de andere drijvers te waarschuwen. Aan de andere kant van de hoogzit drukten U. en A. zich snel tegen een boom. Zij hadden de hoogzit nog niet eens gezien vanwege de mist en schrokken zich dus een ongeluk van het eerste schot. En nu hoorden ze het beest grommen op nog geen 10 m afstand. De schutter, zwart afstekend tegen de mistige boomkruinen, hield nog het geweer geschouderd, wachtend op een gelegenheid voor het vangschot. Toen was een van de honden bij het zwijn en greep het in de nek – het geweer ging omhoog en C. kwam aanrennen. Die ving het dier af met zijn mes. Wel praktisch, zo'n halflang zwaard.
Voor de grap wensten ze mij 'ein halbes Waidmannsheil'. De andere helft was voor de schutter.