De N-weg-bok
Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
“Heeey Vakantieman, heb je zin/tijd om vanavond mee te gaan. Langs de N-weg loopt een geit met kalf en nu de bronst aanbreekt loopt daar vast ook een bok”. Nauwelijks terug van mijn reis door Scandinavië lijkt S. van plan om mij aan het werk te zetten. “En neem vooral je buks mee”.
Dat is aardig van S. Een paar jaar geleden heeft hij zijn jachtakte gehaald, nadat hij, onbekend met de jacht, daar via de liefde inrolde. En het was niet alleen doordat hij het wilde, dat jager worden, maar vooral doordat hij er ook écht voor ging, dat hij nu, inmiddels vijf aktes verder. zich een echte jager kan noemen. Dat vind ik, maar zelf doet hij dat niet; hij is een redelijk bescheiden mens.
En hij leert nog steeds, zegt hij zelf. En dat komt omdat hij nieuwsgierig is en steeds (voor hem) nieuwe dingen wil proberen.

Zo kreeg ik eerder die week een fotootje van een knopbokje-trofee. “Ik had het nog nooit gedaan, dus dacht met wat hulp kan ik dat wel😂”.
S. noemt mij te pas en te onpas zijn ‘leermeester’. Dat is te veel eer, want hij leerde, zoveel is wel duidelijk, ook van vele anderen wat jagen inhoudt. En dat is ‘hegen und pflegen’ in de ruimste zin. Maar hij kon door mij zijn eerste haas, gans, duif, kraai, kauw, eend, varken en ree schieten.
Inmiddels is hij naast valwildjager ook bij reguliere reewildjacht in onze regio betrokkenen waardoor hij -in zijn ogen eindelijk- in staat was mij eens uit te nodigen.
“Nee, mijn buks laat ik thuis, ik beleef net zoveel plezier aan het jagen als jij kan schieten”. S. dringt niet aan, kennelijk bemerkte hij al eerder dat het fanatieke jagen bij mij over het hoogtepunt heen is. Niet dat ik niet meer van De Jacht kan genieten hoor, maar de fut is er een beetje uit. En daarbij komt dat het soms nog veel spannender is als ik met iemand intens meeleeft als die het wild benadert en ik wacht en wacht op het moment dat eindelijk het schot…
Niet veel later komt hij voorrijden, ik stap in en onderweg praten we wat bij over de afgelopen weken. Stof genoeg, want ik ben zes weken op pad geweest in het hoge noorden. Wat een onbeschrijfelijke mooie natuur daar. Vergeleken daarmee is natuur hier toch maar gemier op een postzegel.
Op een dijk nabij de N-weg ziet hij -eerder dan ik- een ree dat zich in de dekking direct naast die weg ophoudt. Even meten, de afstand is zo’n 300 meter. Tegen de zijkant van de auto geleund turen we met onze kijkers de strook langs de weg af. Het ree blijkt een bok te zijn, maar zoals te verwachten zien we even later dat hij daar bij een geit en een kalf loopt.
Dan stopt er een auto, het is duidelijk een auto die regelmatig in het veld actief is, geen PC Hoofttrekker. De bestuurder draait zijn raampje naar beneden en ik begroet hem hartelijk met de woorden: “zo, oude stroper, wat doe je hier? Dit is niet jouw hoek’!
Het is W., een sympathieke jager, die ook deel uitmaakt van het valwildteam. Zijn smoes die moet verklaren waarom hij hier rondrijdt bevalt mij wel; hij zou op weg zijn naar zijn moeder. Ik hoor ze wel eens slechter. We kletsen nog wat en dan geeft hij gas, “veel succes mannen”.
We zoeken een plek om de auto wat uit het zicht te parkeren en gaan op pad. Het sprongetje reeën hebben we op een plek zien lopen waar we ze misschien vanaf een begroeide zandhoop van dichterbij kunnen benaderen.
Jarenlange jachtervaringen heb ik en ondanks dat is het er toch direct weer: de jachtkoorts. Het benaderen, het sluipen, het klimmen en voorzichtig in de dekking op de zandhoop naar het wild gluren. S. gaat voorop en ik in ganzenpas daarachter: prachtig!

Van het trio zien we slechts de geit; ze is inmiddels wat verder getrokken en loopt al tamelijk dicht bij het einde van het raster. Dat raster moet voorkomen dat het wild op de weg kan. Maar kennelijk was de subsidie op, want het scheelt natuurlijk wel, zo’n raster, maar de effectiviteit is natuurlijk suboptimaal als het niet wordt doorgetrokken tot een meer logischer plek om te stoppen.
Wat te doen? De bok en het kalf zien we niet in het hoge gras en het schaarse riet daar, maar ze zullen vast vlak in elkaars omgeving zijn. We overleggen wat te doen? Nou ja, overleggen. S. zegt hoe hij denkt het te gaan aanpakken en ik knik slechts. De afstand tot de geit is nog 200 meter, maar het enige wat we af en toen van haar zien is haar kop. Dus als de bok zich ook zo laat zien is het een onmogelijk opgave om verantwoord tot schot te komen. We, nou ja S., besluit om met een omtrekkende beweging te proberen achter het sprongetje te komen. Zo zullen ze bij een afspringen niet achter het raster de weg op gaan. Het gras is hoog en het riet hier en daar best wel dik, maar wellicht lukt het ons bij ze te komen en zo niet, dan zijn ze in ieder geval weg bij de weg.
Weer in ganzenpas, S. voorop met buks en schietstok, ik daar direct achter, zijn we op weg naar het einde van het raster. Zodoende worden niet alleen de geit en het kalf bij die gevaarlijke plek weggedreven, maar ook willen we zo kijken of er een mogelijkheid is om de bok binnen schot te krijgen.
Opeens zien we het riet bewegen, een bruine vlek passeert ons, het is een geit. Enkele minuten later zie ik het kalf dat via de dekking achter de geit aan gaat. Alles gebeurt heel rustig, we hebben het stel kennelijk wel op de been gebracht maar niet al te veel verontrust. Maar waar is de bok?
Snel lopen we door naar het eind van het raster om vanaf daar langzaam terug te lopen. Als we de bok rustig voor ons uit kunnen drukken krijgen we wellicht een kans. S. loopt langs de sloot en ik door de dekking. Steeds doe ik een pas of 10 om dan weer even stil te staan. Langzaam, heel langzaam gaan we vooruit en uiteindelijk zijn we bij de zandheuvel vanwaar we eerder het wild hebben aangesproken.
Ik ben net weer bij S. aan de sloot om te overleggen wat te doen, als we opeens de geit en het kalf uit de dekking op de zandhoop zien komen en het bos in zien gaan. Fluisterend overleggen we: waar zou de bok zijn? We besluiten dat ik achter de zandheuvel en voor het raster in de richting van het bos zal lopen. S. blijft langs de open strook langs de sloot lopen en mogelijk krijgt hij zo een kans als de bok niet hoog vluchtig afspringt.
Langzaam loop ik naar achteren, telkens een tikkend geluidje makend, dan weer even stilstaan, dan weer een paar passen, tik-tik, wachten, een paar passen, ti-tik. Ik zie niets en kan alleen maar hopen dat de bok zich ook in de dekking bevindt en zich rustig aan S. zal presenteren.
Ik wist dat het kon komen, sterker nog, dat was waarvoor ik daar liep en toch. Het schot kwam toch nog zo onverwacht dat ik ervan schrok. Ik wacht nog even voordat ik in de richting van de sloot loop -veiligheid voor alles- misschien volgt er nog een vangschot.
Maar dan zie ik S. lopen en even later staan we samen bij de bok die hij heeft kunnen schieten. “Mooie samenwerking, Theo. Ik hoorde je af en toe tikken, dus ik wist waar je inmiddels liep. Het verontrustte de bok, maar toch ook niet zo erg dat hij er ‘als de brandweer’ vandoor ging. Hij kwam uit de dekking en was kennelijk van plan over de sloot te springen. Ik floot, hij stond een ogenblik stil. Mijn buks op de schietstok zocht zijn blad en dat was zijn einde. Beter dood door een kogel dan op de bumper van een langsrazende auto”.
Later die avond stuurt hij mij nog een berichtje.
“Bedankt voor de mooie avond!
Toch altijd fijn om met je leermeester op pad te zijn😉”
Ik vind dat die S. niet alleen een leuk jagertje is geworden, hij is ook nog eens lief.
©TheoM
