Bloeiende akkerranden

Gepubliceerd: , in Jachtverhalen
We hebben de laatste tijd een jongjager in onze groep. Makkelijk en nuttig, want mij wordt het veldonderhoud inmiddels wat (te) zwaar en mijn maten houden de economie draaiende en hebben weinig tijd over. En daar komt deze jongeling om de hoek kijken, hij wil graag jagen, maar hij begrijpt dat jagen zoveel meer is dan schieten.
Dus hij hielp de afgelopen maanden met nieuwe hutjes maken en oude opknappen, het snoeiwerk en de voerplekken voor de fazanten. De lokplekken voor de kraaien werden niet alleen door hem onderhouden, maar ook benut. Een reductie van de predatiedruk is hopelijk het gevolg.

En nog nooit hadden we in ons veld zo weinig ganzen. Ze zijn vanaf 1 februari driftig achter de broek gezeten en hebben kennelijk besloten dat onze velden een no-go area zijn. Er is nauwelijks gebroed en ze zitten nu vaker bij de buren dan bij ons. Ik weet het, het is slechts een verplaatsing van het probleem - daarvoor is de ganzenpopulatie te zeer uit de hand gelopen, met dank aan het overheidsbeleid -, maar ‘onze’ boer is tevreden.

Nog even en het graan begint te rijpen, de eerste duiven zagen we al voorzichtig een kijkje komen nemen. Tijd dus om alvast wat hutjes te prepareren. De duiven kunnen dan al aan de aanwezigheid daarvan wennen en als de tijd daar is, dan is er geen gesjouw met dekkingsmateriaal. 

Onze velden worden bijna allemaal omgeven door akkerranden, die al prachtig in bloei staan. We plaatsen pallets in de sloten en hoeven door de dekking die de akkerranden bieden nauwelijks aanvullende maatregelen te nemen.

De jongjager sjouwt de pallets naar de plaats waar ze moeten komen; hij daalt -met lieslaarzen- af in de sloot en ik geef zo’n pallet dan een zetje. Ja, zoiets is echt teamwork. Een beetje passen en meten en dan ligt de pallet mooi horizontaal. In een enkele brede sloot zijn drie pallets nodig om één ervan horizontaal te leggen, triple teamwork dus.

Als hij uit zo’n sloot op de kant klimt, slaat hij alle stof en insecten van zich af, krabbelt voortdurend in zijn kraag als ware hij Dorus, op zoek naar Charlotte en Bas. Het ontbreekt er nog maar aan, dat hij mij vraagt: 
“Zeg, meneer Cor Steijn
Neem me niet kwalijk dat ik even onderbreek
Maar zou u mij misschien eve op m’n rug willen krabbele”.

“Ongelooflijk,” zegt hij, “ik heb wel eens gelezen welke positieve invloed bloeiende kruidenakkerranden op de insectenpopulatie hebben, maar zoveel, dat had ik echt nooit gedacht, ik zit onder”.

Ik vertel hem dat de universiteiten van Amsterdam en Wageningen, samen met het HWL een onderzoek hebben gedaan naar de effecten van akkerranden op verschillende functies. De -tussentijdse- conclusie was akkerranden kunnen op meerdere manieren de biodiversiteit ondersteunen: door invloed op de waterkwaliteit, door extra habitat en voedsel te bieden en indirect door het gebruik van insecticiden te verminderen.

“Luister,” zeg ik, “wat hoor je hier”. Ik verwacht eerlijk gezegd niet dat hij het ‘kwik me-dit, kwik me-dit’ zou kunnen plaatsen, maar zonder te twijfelen geeft hij direct het goede antwoord: “kwartels”. Logisch, hij is een liefhebber van staande honden, dus ik had het eigenlijk wel kunnen verwachten.

“Maar patrijzen, zitten die hier ook?”  vraagt hij. Maar nee, die heb ik hier nog nooit gespot. Elk jaar zet ik wel een paar keer een luidsprekertje neer waarop ik het geluid van een patrijshaantje afspeel, als ze er zouden zitten dan zou hij vast daarop reageren. Maar helaas, hier niet, maar een stukje verderop is een project gaande met redelijk succes. Er is dus hoop…

©TheoM
één moment...