De Morele superioriteit van de anti-jacht partijen

Op internet vindt men veel meningen van mensen, die tegen de jacht zijn. En dat zijn niet altijd warhoofdige dierenactivisten.
Ook nogal wat schrijvers, denkers en opiniemakers zien de jacht als een uiterst walgelijke, immorele bezigheid. En hoewel ze geen meerderheid vormen, is het toch nodig hier op in te gaan.
Zo las ik in een artikel van een algemeen gewaardeerd en gerenommeerd journalist, dat hij het onbegrijpelijk immoreel vond een dier te doden, om reden dat men dat dier lekker vindt.
Pardon???
Geen bezwaar om een kip te doden en op te eten om in leven te blijven.
Geen bezwaar om die kip ook nog eens lekker te vinden.
Geen bezwaar tegen een stukje extra omdat het zo lekker is.
Maar wel bezwaar tegen het doden van een fazant, omdat die nog lekkerder is !!!

Althans als die fazant geschoten wordt; wordt hij opgekweekt en geslacht als een kip, dan is er geen bezwaar.

Veelal wordt hier een geraffineerde verschuiving in de argumentatie toegepast: niet het onbewijsbare dierenleed wordt aangevoerd, maar de ziekelijke geest van de jager. Men is dus niet het dier aan het redden, maar de menselijke ethiek aan het herformuleren. Dit noemt men spelen op de man en niet op de bal.

Een groot bezwaar is, dat men gedreven door sentimenten de fysieke werkelijkheid ontkent, een werkelijkheid waarin de confrontatie met de dierenwereld onvermijdelijk blijft.

Verder kan men vaststellen, dat veel van deze mensen – en de dierenactivisten in het bijzonder - zich een houding van morele superioriteit aanmeten t.o.v. die veronderstelde moordlust van de  jager.

Maar zijn ze ethisch wel zo superieur?

De morele kant.

Als enige echte plezierjager, nl. sportvisser, sla ik regelmatig zonder scrupules een levende made aan de haak, iets waarmee het beest gezien zijn gespartel het zeker niet eens is. Anderzijds zal ik het nooit in mijn hoofd halen een levende muis aan de haak te slaan, waarmee zeker een snoek verschalkt zou kunnen worden. Hoe leg ik deze tegenstelling uit? Ik kan niet bewijzen dat de made niet lijdt, maar anderzijds kan ik ook niet bewijzen dat de muis wel lijdt. Ik zal u in dit stuk ook niet de oplossing geven van deze discrepantie, maar wil u wel een variant geven op wat in de wiskunde een 'bewijs uit het ongerijmde' wordt genoemd (reductio ad absurdum).

Nemen we aan dat de made ondraaglijk lijdt. In dat geval ben ik een misdadiger. Maar dan is ook elke stap, die ik op deze wereld zet, een misdaad, want elke keer trap ik wel een diertje dood, en ik moet zeker geen autowegen aan gaan leggen. Zelfs een bestaan als veganist is dan twijfelachtig, aangezien ik de plek van een ander wezen inneem, die daardoor verhongert. Met tranen in de ogen moet ik mijn biefstuk eten en de dames dierenbeschermers kunnen geen mooie leren schoenen of tas kopen zonder hun geweten zwaar te belasten.
Ik heb nu twee mogelijkheden: ofwel ik accepteer dat het hele bestaan één grote misdaad is en dat ik moet kiezen tussen zelfmoord of doorgaan met misdaden plegen, ofwel ik neem aan dat de werkelijkheid het doden en eten van dieren legitimeert.

In het laatste geval mag ik gewoon genieten van dat visje, of die fazant.Het mooie is nu ook, dat genoemde dames in dit scenario zonder scrupules een paar sjieke leren schoenen en een tas kunnen uitzoeken.
En ze zouden er zelfs nog een elegant vossenbontje bij mogen omslaan i.p.v. deze bij duizenden te vernietigen. Dit is dan namelijk een kwestie van smaak in plaats van ethiek. Juist zoals bij laarzen van koeienleer.

Maar hoe denkt de anti-jachtlobby?
In hun morele superioriteit weten ze zeker dat ik een misdadiger ben, wanneer ik een pier aan de haak sla, waaruit dan weer volgt dat het hele bestaan een misdaad is, m.a.w. dat ons bestaan verkeerd in elkaar zit. Zij weten het dus beter dan de Schepper, of je die nu God of Oerknal noemt. Zou men dat domheid en arrogantie mogen noemen? In ieder geval kan men dat geen morele superioriteit noemen!

Tja, zijn we er nu helemaal uit? Nee, nog lang niet. En dat lukt ook niet vandaag en misschien wel nooit. De bovenvermelde discrepantie is er namelijk een, waar iedereen, die met deze materie geconfronteerd wordt, op stuit. En een, die vele mensen onzeker maakt, wanneer naar hun mening over de jacht gevraagd wordt. Ze zeggen dan "ja, maar ik ben wel tegen plezierjacht!".
En de jager, die dieren doodt en tegelijkertijd bezorgd is om zijn hond, voelt dat ook aan. Vandaar ook zijn terughoudendheid of onvermogen om zijn doen en laten te verdedigen, wat dan weer door de anti-jachtbeweging betiteld wordt als een slecht geweten.
één moment...